Oordeel 2020-148, zorgvuldig, specialist ouderengeneeskunde, combinatie van aandoeningen, vrijwillig en weloverwogen verzoek, onafhankelijke arts geraadpleegd

Duo-euthanasie.

Patiënte verzocht tegelijkertijd met haar partner om euthanasie. In dergelijke meldingen (ook wel duo-euthanasie genoemd) wordt door de commissie expliciet onderzocht of er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek en of er een andere onafhankelijke arts is geraadpleegd.

Introductie van de casus

Bij patiënte, een vrouw van 70-80 jaar, werd ruim twee jaar voor haar overlijden de ziekte van Kahler vastgesteld. Voorts was sprake van COPD Gold III en nierfalen en ontwikkelde zich vasculitis aan beide benen.

Een behandeling met chemotherapie werd uiteindelijk gestaakt omdat deze onvoldoende effect had gehad en voortzetting ervan vanwege co morbiditeit en de algehele vooruitzichten zinloos geacht werd, De inzet van zuurstof bracht slechts beperkt verlichting.

Patiënte leed onder een ernstige vermoeidheid en benauwdheid, alsmede pijn in de nierstreek. Voorts stond eten haar erg tegen en moest zij zich er telkens toe dwingen voldoende voedsel te nuttigen. Vanwege haar toestand was patiënte zeer beperkt geraakt in haar actieradius en bracht zij haar dagen hoofdzakelijk zittend op de bank door. Patiënte ervoer daardoor een ernstig verlies van kwaliteit van leven. Bovendien dreigden zij en haar eveneens zieke echtgenoot in toenemende mate afhankelijk te worden van derden. Dat gegeven paste niet bij hun op zelfstandigheid gerichte karakters en hun sterke voorkeur voor het zelf houden van de regie over hun leven(s).

Patiënte had reeds eerder met haar huisarts in vrij concrete zin over euthanasie gesproken. Het verzoek van patiënte om gelijktijdig met haar echtgenoot te overlijden werd evenwel door hem complex bevonden, waarna contact gelegd werd met EE. Tijdens het eerste gesprek, negen dagen voor het overlijden, verzocht patiënte reeds om daadwerkelijke uitvoering van de vrijwillige levensbeëindiging. Nadien persisteerde zij in dat verzoek.

De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek uitgevoerd met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012.

Het toetsingskader in het algemeen

In artikel 2, eerste lid, van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (hierna: WTL) staan de zes zorgvuldigheidseisen waaraan de arts moet voldoen, wanneer hij levensbeëindiging op verzoek of hulp bij zelfdoding toepast. De tekst van artikel 2, eerste lid, van de WTL is hier te vinden.

Het toetsingskader toegespitst op de casus

In deze casus is sprake van een patiënte die tegelijkertijd met haar partner verzocht heeft om euthanasie. In dergelijke meldingen (ook wel duo-euthanasie genoemd) wordt door de commissie expliciet onderzocht of er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek (artikel 2, eerste lid onder a, WTL) en of er een andere onafhankelijke arts is geraadpleegd (artikel 2, eerste lid onder e, WTL).

Overwegingen

Aan de hand van de feiten en omstandigheden ontleend aan het dossier en voor zover relevant overweegt de commissie als volgt.

Vrijwillig en weloverwogen verzoek

In het geval partners gelijktijdig een verzoek tot uitvoering van euthanasie doen en indien op beide verzoeken wordt ingegaan, moet vaststaan dat het verzoek van de ene partner niet oneigenlijk is beïnvloed of is ingegeven door dat van de andere partner. Daarom moet komen vast te staan dat elk van beide verzoeken vrijwillig en weloverwogen is gedaan.

De commissie leest in het dossier dat patiënte en haar echtgenoot zich weliswaar gezamenlijk bij EE aangemeld hadden en dat er sprake was van een sterke lotsverbondenheid, maar dat tegenover de arts en de SCEN-arts haar eigen als ondraaglijk ervaren lijden door patiënte als grondslag voor het verzoek om euthanasie werd benoemd. Van oneigenlijke beïnvloeding door anderen is de commissie dan ook niet gebleken. Voor zover er sprake was van een zich richten op de ander, had dit slechts betrekking op de datum van de uitvoering van de vrijwillige levensbeëindiging, welke overweging de echtelieden naar de indruk van de commissie er bovendien eerder toe gebracht heeft (enigszins) langer te leven dan wanneer zij alleen geweest waren.

De commissie is gelet op het voorgaande van oordeel dat de arts tot de overtuiging kon komen dat er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek.

Consultatie

Indien een arts besluit of twee verschillende artsen besluiten om in te gaan op de euthanasieverzoeken van twee partners, verwachten de commissies dat de arts of artsen in zo’n geval voor ieder van de partners een andere consulent raadpleegt/raadplegen. Deze werkwijze waarborgt dat iedere casus afzonderlijk wordt beoordeeld en alle schijn van niet-onafhankelijkheid bij de beoordeling wordt voorkomen. Beide consulenten moeten zich ervan vergewissen, dat er geen oneigenlijk druk bestaat van de ene partner op (het euthanasieverzoek van) de andere partner (EuthanasieCode 2018 pagina 31).

De commissie stelt vast dat bij deze twee gelijktijdige verzoeken om uitvoering van euthanasie van twee partners het verzoek van patiënte is beoordeeld door een consulent die niet was betrokken bij het verzoek van haar partner. Het is de commissie uit het verslag van de consulent gebleken dat patiënte haar verzoek vrijwillig heeft gedaan en dat zij op geen enkele wijze druk heeft ervaren, ook niet van haar partner.

De commissie is gezien het voorgaande van oordeel dat de arts tenminste één andere, onafhankelijke arts heeft geraadpleegd, die patiënte heeft gezien en schriftelijk zijn/haar oordeel heeft gegeven over de zorgvuldigheidseisen.

Overige Zorgvuldigheidseisen

Na het bestuderen van het dossier is de commissie tot de conclusie gekomen dat ook aan de overige zorgvuldigheidseisen is voldaan en dat die geen nadere motivering behoeven.
Gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden is de commissie van oordeel dat de arts tot de overtuiging kon komen dat er sprake was van uitzichtloos en ondraaglijk lijden. De arts heeft de patiënte voldoende voorgelicht over de situatie waarin deze zich bevond en over haar vooruitzichten. De arts is met patiënte tot de overtuiging kunnen komen dat er voor de situatie waarin hij zich bevond geen redelijke andere oplossing was. De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek medisch zorgvuldig uitgevoerd.

Beslissing

De arts heeft gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen bedoeld in artikel 2, eerste lid, WTL.

Lees hier het oordeel van de echtgenoot.