Oordeel 2019-116, zorgvuldig, huisarts, overige aandoeningen, uitzichtloos en ondraaglijk lijden

Staken behandeling

Patiënt had jarenlang nierdialyse ondergaan. Zijn situatie verslechterde en patiënt besloot te stoppen met dialyse, wetende dat hij dan binnen enkele weken zou komen te overlijden. Patiënt wilde dit proces niet afwachten, maar op een waardige manier sterven.

Introductie van de casus

Bij patiënt, een man van 70-80 jaar, was sprake van congenitale cystenieren. Ongeveer achtentwintig jaar voor het overlijden werd preterminale nierinsufficiëntie met ernstige hypertensie en overvulling ten gevolge van de congenitale cystenieren vastgesteld. Patiënt onderging sindsdien drie keer per week nierdialyse. De ziektegeschiedenis vermeldde voorts dat sprake was van hartfalen, hypoparathyreoïdie, spinaalstenose en carpaal tunnelsyndroom.

Het lijden van patiënt bestond uit verminderde mobiliteit, spierzwakte, verlies van conditie, ernstige vermoeidheid, dyspneu, jeuk en achteruitgang van de fijne motoriek, het gehoor, de smaakzin en het reukvermogen. Tevens was sprake van cognitieve achteruitgang. Het laatste jaar voor het overlijden verslechterde de situatie van patiënt progressief. Patiënt ervoer geen kwaliteit van leven meer. Gelet hierop besloot patiënt de nierdialyse te staken en vijf dagen voor het overlijden onderging hij zijn laatste behandeling. Ongeveer een maand voor het overlijden heeft patiënt de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht.

De arts raadpleegde als consulent een onafhankelijke SCEN-arts, die patiënt twaalf dagen voor de levensbeëindiging bezocht.

De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek uitgevoerd met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012.

Het toetsingskader in het algemeen

In artikel 2, eerste lid, van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (hierna: WTL) staan de zes zorgvuldigheidseisen waaraan de arts moet voldoen, wanneer hij levensbeëindiging op verzoek of hulp bij zelfdoding toepast. De tekst van artikel 2, eerste lid, WTL is bijgevoegd in bijlage I.

Het toetsingskader toegespitst op de casus

In deze casus heeft de commissie expliciet stilgestaan bij de zorgvuldigheidseis inzake uitzichtloos en ondraaglijk lijden (artikel 2, eerste lid, onder b, WTL). De arts heeft hierbij een zekere beoordelingsruimte.

Overwegingen

Aan de hand van de feiten en omstandigheden ontleend aan het dossier en voor zover relevant overweegt de commissie als volgt.

Uitzichtloos en ondraaglijk lijden

Overwegingen
De commissie overweegt dat zij dient te beoordelen of de arts tot de overtuiging kon komen dat er sprake was van uitzichtloos en ondraaglijk lijden bij patiënt.

Vast staat dat patiënt vele jaren nierdialyse heeft ondergaan vanwege de congenitale cystenieren. Uit de stukken blijkt dat de fysieke en geestelijke situatie van patiënt in de loop der jaren steeds verder is verslechterd. Patiënt, die altijd een actieve en sportieve man was geweest, was uiteindelijk vrijwel nergens meer toe in staat. Zijn algehele conditie was in de loop der jaren ernstig afgenomen. Samen met het carpaal tunnelsyndroom, vochtbeperking en voortdurende jeuk in het lichaam maakte dat hij uiteindelijk vrijwel nergens toe in staat was.

Tevens was sprake van achteruitgang van het geheugen van patiënt, waarbij hij af en toe verward was. Hij leed onder de zinloosheid en uitzichtloosheid van zijn situatie en het gebrek aan perspectief. Hij wilde verdere achteruitgang niet meer meemaken en besloot de dialyse te staken. Hierbij was de verwachting dat hij na het beëindigen van de dialyse binnen twee weken zou komen te overlijden. Het vooruitzicht hierbij was dat hij zou versuffen, kortademig, verward of comateus zou worden. Patiënt wilde dit proces niet afwachten, maar op een waardige manier sterven.

De commissie overweegt dat de angst voor het in verschiet liggende achteruitgang van de gezondheid van een patiënt een bepalende factor bij het lijden kan zijn. Hierbij kan het gaan om (angst voor) toenemende pijn, verdergaande ontluistering, benauwdheid, misselijkheid, maar ook om situaties waarin kernwaarden van de patiënt (zoals zelfstandigheid en waardigheid) worden aangetast (blz. 23 van de EuthanasieCode 2018).

De commissie is van oordeel dat de overtuiging van de arts dat het lijden van patiënt uitzichtloos en ondraaglijk was in deze omstandigheden en binnen de aan hem door de wet gelaten beoordelingsruimte blijft. De commissie is dan ook van oordeel dat de arts tot de overtuiging heeft kunnen komen dat bij deze patiënt sprake was van uitzichtloos en ondraaglijk lijden.

Overige Zorgvuldigheidseisen

Na het bestuderen van het dossier is de commissie tot de conclusie gekomen dat ook aan de overige zorgvuldigheidseisen is voldaan en dat die geen nadere motivering behoeven. Gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden is de commissie van oordeel dat de arts tot de overtuiging kon komen dat er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek van de patiënt. De arts heeft de patiënt voldoende voorgelicht over de situatie waarin hij zich bevond en over zijn vooruitzichten. De arts is met patiënt tot de overtuiging kunnen komen dat er voor de situatie waarin hij zich bevond geen redelijke andere oplossing was. De arts heeft ten minste één andere, onafhankelijke arts geraadpleegd, die patiënt heeft gezien en schriftelijk zijn oordeel heeft gegeven over de zorgvuldigheidseisen.

Beslissing

De arts heeft gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen bedoeld in artikel 2, eerste lid, WTL.