Oordeel 2018-07, zorgvuldig, arts, stapeling van ouderdomsaandoeningen,vrijwillig en weloverwogen verzoek

Concreet verzoek aanvankelijk ingetrokken

De SLK arts startte de euthanasieprocedure die on hold was gezet weer op toen de toestand van patiënte snel verslechterde.

Feiten en omstandigheden

Uit de verslaglegging van de arts en de consulent en de overige ontvangen gegevens is gebleken ten aanzien van:

a. Karakter van het lijden, voorlichting en alternatieven

Patiënte, een vrouw van 90 jaar en ouder, was na een val vijfenhalve week voor het overlijden volledig bedlegerig en zorgafhankelijk geworden. Patiënte was afatisch, had wegrakingen, kampte met incontinentie en at niet meer. Er waren, mede vanwege haar hoge leeftijd, geen behandelingen meer mogelijk. Patiënte zag voorts af van verdere behandelingen of opname in het ziekenhuis.

Bij patiënte was voorts al langere tijd sprake van pijnklachten in het hele lichaam als gevolg van artrose, neuropathie aan de handen, visusverlies, presbyacusis, geleidelijke progressieve cognitieve achteruitgang (op het gebied van geheugen en executieve functies, mogelijk vanwege een doorgemaakt CVA) en verminderde begrip. Er was een verdenking op vasculaire dementie. Genezing was niet meer mogelijk. De behandeling was uitsluitend nog palliatief van aard.

Het lijden van patiënte bestond uit de lichamelijke aftakeling en cognitieve achteruitgang en de hiermee gepaard gaande volledige ADL-afhankelijkheid, bedlegerigheid en pijn. Zij kon ook niet meer lezen of tv kijken. Patiënte was nergens meer toe in staat en ervoer geen kwaliteit van leven meer. Patiënte, die altijd een zeer zelfstandige vrouw was geweest, leed onder het verlies van autonomie. Patiënte ervoer haar lijden als ondraaglijk. De arts was ervan overtuigd dat het lijden voor patiënte ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was.

Er waren geen voor patiënte aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten.
Uit de stukken kan worden afgeleid dat de arts en de specialisten patiënte voldoende hebben voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en haar vooruitzichten.

b. Verzoek tot levensbeëindiging

Patiënte had eerder met haar huisarts en de arts over euthanasie gesproken. De huisarts van patiënte vond het euthanasieverzoek te complex en verwees haar naar de SLK (Stichting  Levenseindekliniek).

De arts heeft sinds bijna een jaar voor het overlijden vijf maal uitvoerig met patiënte over euthanasie gesproken. Tijdens het tweede gesprek en derde gesprek met de arts (tien maanden en vijf maanden voor het overlijden), had patiënte aangegeven euthanasie te willen indien zij nog verder achteruit zou gaan. Omdat er geen sprake was van een actueel verzoek had de arts het dossier gesloten.

Ongeveer drie weken voor het overlijden wendde patiënte zich opnieuw tot de SLK.
Twee weken voor het overlijden, heeft patiënte de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. Volgens de arts kon patiënte, ondanks dat zij de achterliggende redenen hiervoor niet meer goed kon verwoorden, helder aangeven dat voor haar de grens was bereikt. De arts stelde dat zij helder bij bewustzijn was. Patiënte heeft haar euthanasiewens tijdens het volgende bezoek en vlak voor de uitvoering van de levensbeëindiging herhaald.

Op verzoek van de arts heeft een onafhankelijke specialist ouderengeneeskunde patiënte ongeveer een week voor het overlijden onderzocht. De onafhankelijke specialist ouderengeneeskunde achtte patiënte voldoende wilsbekwaam ten aanzien van haar euthanasiewens. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek.

c. Consultatie

De arts raadpleegde als consulent een onafhankelijke SCEN-arts. De consulent bezocht patiënte drie dagen voor de levensbeëindiging nadat hij door de arts over patiënte was geïnformeerd en inzage had gekregen in de relevante medische documentatie.
De consulent gaf in zijn verslag een samenvatting van de ziektegeschiedenis en de aard van het lijden van patiënte. Patiënte kon volgens de consulent haar euthanasiewens duidelijk verwoorden en de consequenties ervan overzien. In zijn verslag kwam de consulent mede op basis van het gesprek met patiënte tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan.

d. Uitvoering

De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek uitgevoerd met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012.

Beoordeling

De commissie toetst achteraf het handelen van de arts aan de hand van de zorgvuldigheidseisen vastgelegd in artikel 2 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding.

Gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden is de commissie van oordeel dat de arts tot de overtuiging kon komen dat er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek van de patiënte en van uitzichtloos en ondraaglijk lijden. In het betreffende geval heeft de arts patiënte in een periode van bijna een jaar begeleid. Hierbij stond het verzoek van patiënte steeds centraal. De arts heeft patiënte zorgvuldig begeleid en tijd genomen voor de procedure. Toen zij haar concrete verzoek deed, kon patiënte helder aangegeven dat voor haar de grens was bereikt. De door de arts geraadpleegde onafhankelijke specialist ouderengeneeskunde concludeerde dat patiënte wilsbekwaam was ten aanzien van haar verzoek. De SCEN-arts meende dat patiënte haar verzoek duidelijk kon verwoorden en dat zij de consequenties ervan goed kon overzien.

De commissie overweegt dat hiermee de arts in samenwerking met de geraadpleegde collegae optimaal de weloverwogenheid en vrijwilligheid van het verzoek van patiënte heeft kunnen vaststellen.

De arts heeft de patiënte voldoende voorgelicht over de situatie waarin deze zich bevond en over haar vooruitzichten. De arts is met patiënte tot de overtuiging kunnen komen dat er voor de situatie waarin zij zich bevond geen redelijke andere oplossing was. De arts heeft tenminste één andere, onafhankelijke arts geraadpleegd, die patiënte heeft gezien en schriftelijk zijn oordeel heeft gegeven over de zorgvuldigheidseisen. De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek medisch zorgvuldig uitgevoerd.

Beslissing

De arts heeft gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen bedoeld in artikel 2 lid 1 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding.