Oordeel 2023-097, zorgvuldig, NVO-melding, stapeling van ouderdomsaandoeningen, uitzichtloos en ondraaglijk lijden, vrijwillig en weloverwogen verzoek.

Patiënte leed uitzichtloos en ondraaglijk als gevolg van een stapeling van ouderdomsaandoeningen.

In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.

Patiënte, een vrouw tussen 80 en 90 jaar, was bekend met slechthorendheid, slechtziendheid (ten gevolge van glaucoom), een loopstoornis, coxartrose, duizeligheid, orthostase, incontinentie, een hartritmestoornis en milde cognitieve klachten. De klachten waren al jaren aanwezig. Sinds enkele maanden voor het overlijden ging zij lichamelijk hard achteruit.

Het lijden van patiënte bestond uit lichamelijke achteruitgang, zwakte, verlies van mobiliteit en pijn. Zij kwam nauwelijks meer buiten en kon haar hobby’s niet meer uitoefenen. Patiënte ervoer geen kwaliteit van leven meer. Zij ervoer haar lijden als ondraaglijk.

Patiënte had eerder met de arts over euthanasie gesproken. Ongeveer vier weken voor het overlijden heeft patiënte de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. Patiënte heeft haar euthanasieverzoek meerdere malen herhaald.

Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. De arts achtte patiënte wilsbekwaam ten aanzien van haar verzoek. De arts was aanvankelijk niet volledig overtuigd van de ondraaglijkheid en uitzichtloosheid van het lijden. Na meerdere gesprekken met patiënte gevoerd te hebben, was de arts tot de conclusie gekomen dat het lijden voor patiënte ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. De arts had hierover ook advies gevraagd aan de geraadpleegde consulent. Er waren voor patiënte geen aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts patiënte voldoende had voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en haar vooruitzichten.

De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent, die patiënte ongeveer acht dagen voor het overlijden bezocht. De consulent achtte patiënte wilsbekwaam ten aanzien van haar euthanasieverzoek. De consulent kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen voor euthanasie werd voldaan.

De arts voerde vervolgens de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021.

Wil een patiënt in aanmerking komen voor euthanasie dan moet zijn lijden een medische grondslag hebben. Maar niet is vereist dat er een levensbedreigende aandoening bestaat. Ook een stapeling van ouderdomsaandoeningen – zoals slechtziendheid, slechthorendheid, botontkalking, gewrichtsslijtage, evenwichtsproblemen, cognitieve achteruitgang – kan oorzaak zijn van ondraaglijk en uitzichtloos lijden. Deze, veelal degeneratieve, aandoeningen treden doorgaans op hogere leeftijd op (zie EuthanasieCode 2022, pagina 25).

De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.