Oordeel 2023-043, zorgvuldig, NVO-melding, stapeling van ouderdomsaandoeningen, vrijwillig en weloverwogen verzoek.

Vrijwillig en weloverwogen verzoek bij patiënte met een stapeling van ouderdomsaandoeningen en stemmingsklachten.

In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.

Bij een vrouw, ouder dan 100 jaar oud, was sprake van verscheidene aandoeningen, waaronder hypertensie, vaatproblematiek en nierfunctiestoornissen. Eveneens was zij bekend met presbyacusis, tinnitus en hypothyreoïdie.

Patiënte leed aan een slecht gehoor en slechte visus. Haar mobiliteit en hiermee haar zelfredzaamheid was sterk beperkt. Zij was voortdurend vermoeid en sliep slecht. Patiënte was tot hoge leeftijd in staat geweest zelfstandig te functioneren, maar was sinds kort geheel afhankelijk geworden van het zorgpersoneel voor haar ADL-handelingen. Door haar hoge leeftijd ging haar cognitie eveneens achteruit en leed zij aan een verminderd begrip en overzicht. Dit maakte patiënte angstig en zij ontwikkelde stemmingsklachten.

Patiënte sprak anderhalve maand voor het overlijden voor het eerst met de arts over levensbeëindiging. Zij verzocht de arts hierbij direct over te gaan tot uitvoering van de levensbeëindiging. 

Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. Omdat patiënte angstig was door haar cognitieve problemen en er sprake was van stemmingsklachten, raadpleegde de arts een psychiater ter beoordeling van deze stemmingsklachten. De psychiater concludeerde dat er slechts sprake was van reactieve stemmingsklachten bij patiënte op haar lichamelijke toestand. Er was volgens de psychiater geen sprake van een depressie in engere zin.

De arts was er voorts van overtuigd dat het lijden voor patiënte ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren voor patiënte geen aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts patiënte voldoende had voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en haar vooruitzichten..

De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent, die patiënte een week voor het overlijden bezocht. De consulent kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen werd voldaan.

De arts voerde vervolgens de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021.

Wil een patiënt in aanmerking komen voor euthanasie dan moet zijn lijden een medische grondslag hebben. Maar niet is vereist dat er een levensbedreigende aandoening bestaat. Ook een stapeling van ouderdomsaandoeningen – zoals slechtziendheid, slechthorendheid, botontkalking, gewrichtsslijtage, evenwichtsproblemen, cognitieve achteruitgang – kan oorzaak zijn van ondraaglijk en uitzichtloos lijden. Deze, veelal degeneratieve, aandoeningen treden doorgaans op hogere leeftijd op. Eén of een optelsom van meerdere van deze aandoeningen en daarmee samenhangende klachten kan lijden veroorzaken. Ook voor deze patiënten geldt dat het lijden en de ondraaglijkheid ervan samenhangen met zaken als levensgeschiedenis, persoonlijkheid en draagkracht (zie EuthanasieCode 2022, pagina 25).

De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.