Oordeel 2013-31, arts, psychiatrisch

Patiënte, 70-80 jaar, is al jaren bekend met psychiatrische problematiek. Vier jaar voor het overlijden wordt een ernstige depressie met psychotische kenmerken en suïcidale ideaties vastgesteld. Patiënte wordt opgenomen en ondergaat met goed effect een ECT-behandeling. Drie maanden na ontslag volgt een heropname wegens een tentamen suïcidii. De diagnose wordt bijgesteld naar gegeneraliseerde angst- en paniekstoornis en de medicatie wordt aangepast. Met uitzondering van enkele korte periodes van opleving heeft deze medicatie onvoldoende effect op haar klachten. Patiënte doet een tentamen suïcidii en ondergaat wederom een ECT-behandeling. Haar stemming verbetert, maar patiënte blijft zeer angstig. Arts, (ouderen)psychiater, raadpleegt twee consulenten, onder wie een psychiater. Op advies van deze psychiater ondergaat patiënte nog een experimentele behandeling, maar zonder respons. Deze psychiater concludeert vervolgens dat er geen verdere behandelingen meer beschikbaar zijn die mogelijk effectief kunnen zijn. Ook vindt hij dat mag worden ingegaan op het verzoek van patiënte. De tweede consulent, huisarts/SCEN-arts, oordeelt dat aan de wettelijke zorgvuldigheidseisen is voldaan.