Oordeel 2023-060, zorgvuldig, NVO-melding, longaandoening, uitzichtloos en ondraaglijk lijden.

Patiënt leed ondraaglijk en uitzichtloos op basis van familiaire longfibrose.  

In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.

Een man, tussen de 60 en 70 jaar oud, leed aan familiaire longfibrose vanwege een erfelijke telomeerziekte: dyskeratosis congenita. Vijf jaar voor het overlijden werd longfibrose bij patiënt vastgesteld en na een COVID-infectie was de longcapaciteit van patiënt flink achteruitgegaan.

Patiënt leed aan het vooruitzicht verder af te takelen, zoals hij ook had meegemaakt bij familieleden. Hij was voortdurend benauwd en had last van verstikkende hoestbuien. De zuurstofbehoefte van patiënt nam verder toe en ondanks forse hoeveelheden zuurstof, bleef zijn saturatie onder de negentig. Hierdoor werd de actieradius van patiënt toenemend beperkt. Na iets simpels als scheren, moest hij een flinke tijd bijkomen. Patiënt wilde niet verder afhankelijk worden en wilde geenszins bedlegerig worden.

Patiënt sprak voor het eerst drie jaar voor het overlijden met de arts over levensbeëindiging. Ruim een maand voor het overlijden verzocht patiënt de arts over te gaan tot uitvoering van de levensbeëindiging.

Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. De arts was er voorts van overtuigd dat het lijden voor patiënt ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren voor patiënt geen aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts patiënt voldoende had voorgelicht over de situatie waarin hij zich bevond en zijn vooruitzichten.

De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent, die patiënt ruim een maand voor het overlijden bezocht. De consulent kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen werd voldaan.

De arts voerde vervolgens de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021.

De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.