Oordeel 2023-032, zorgvuldig, NVO-melding, longaandoening, uitzichtloos en ondraaglijk lijden.

Patiënt leed uitzichtloos en ondraaglijk als gevolg van een complicaties longcarcinoom.

In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.

Bij een man, tussen de 80 en 90 jaar oud, werd voor het overlijden een longcarcinoom vastgesteld. Patiënt werd hiervoor behandeld door middel van radiotherapie en chemotherapie. Een maand voor het overlijden  hoestte hij regelmatig bloed op , zonder dat sprake was van een recidief longcarcinoom. Patiënt onderging een thoracotomie, waarbij een wandhematoom werd vastgesteld in de rechter bovenkwab van de long. Een pneumectomie werd afgebroken vanwege een verhoogd bloedingsrisico. Enkele dagen na de operatie bleek sprake te zijn van atelectase van de rechter onderkwab, waarbij (een deel van) de long geen lucht meer krijgt en samenvalt. Een bronchoscopie toonde obstruerende stolsels, die in verband met het risico op bloedingen niet werden behandeld  Oorzakelijke therapie was niet mogelijk en er restte patiënt niets anders dan te wachten op een nieuwe, fatale bloeding.

Patiënt leed aan de angst opnieuw bloed te braken. Dit was zeer pijnlijk voor patiënt, niet alleen tijdens het braken, maar ook gedurende de uren daarna. Hij kreeg hierbij het gevoel te stikken en raakte hierdoor in paniek. Patiënt had twee gebroken ribben overgehouden van de operatie, die bijdroegen aan de pijn.

Patiënt sprak vijf dagen voor het overlijden voor het eerst met de arts over levensbeëindiging. Hierna volgden vier gesprekken, waarin patiënt de arts telkens verzocht over te gaan tot levensbeëindiging.

Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. De arts was er voorts van overtuigd dat het lijden voor patiënt ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren voor patiënt geen aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts patiënt voldoende had voorgelicht over de situatie waarin hij zich bevond en zijn vooruitzichten.

De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent, die patiënt drie dagen voor het overlijden bezocht. De consulent kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen werd voldaan.

De arts voerde vervolgens de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021.

De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.