Oordeel 2019-27, zorgvuldig, huisarts, stapeling van ouderdomsaandoeningen, vrijwillig en weloverwogen verzoek, uitzichtloos en ondraaglijk lijden, onafhankelijke arts geraadpleegd

Echtpaar

De uitvoering van euthanasie bij een echtpaar werd door twee verschillende SLK artsen verricht die elk een andere SCEN-arts consulteerden.

Uit de verslaglegging van de arts en de consulent en de overige ontvangen gegevens is gebleken ten aanzien van:

a. Karakter van het lijden, voorlichting en alternatieven

Patiënt, een man van 90 jaar en ouder, leed al geruime tijd aan verschillende aandoeningen. Hij had vele jaren geleden verschillende HNP-operaties ondergaan. Daarnaast had hij diabetes mellitus type 2 met nefropathie, perifere neuropathie en perifeer vaatlijden. Ook was er sprake van retinitis centralis, netvliesloslating, glaucoom, polymyalgia rheumatica, neurogene claudicatio bij kanaalstenose, rugpijnen, presbyacusis, buikklachten na een rectovesicale fistel, recidiverende ileus en diepe veneuze trombose.

Patiënte werd voor al zijn klachten uitgebreid behandeld en ondersteund, maar dit bood uiteindelijk geen soelaas meer. Genezing van al zijn aandoeningen was niet meer mogelijk. De behandeling was uitsluitend nog palliatief van aard.

Het lijden van patiënt bestond uit pijn, vermoeidheid, gehoor- en visusverlies, mobiliteitsverlies en algehele verzwakking. Hij was afhankelijk van de zorg van anderen, hetgeen hij verschrikkelijk vond en moeilijk kon accepteren. Hierdoor voelde hij zich voorturend hulpeloos, wat niet paste bij de wijze waarop hij altijd in het leven had gestaan.
Hij leed onder het verlies van kwaliteit van leven. Patiënt kon als gevolg van al zijn aandoeningen zijn dag geen zinvolle invulling meer geven. Hij wist dat er enkel verslechtering in het verschiet lag en wilde verdere ontluistering niet meemaken.

Patiënt ervoer zijn lijden als ondraaglijk. De arts was ervan overtuigd dat het lijden voor patiënt ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor patiënt aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Uit de stukken kan worden afgeleid dat de arts en de specialisten patiënt voldoende hebben voorgelicht over de situatie waarin hij zich bevond en zijn vooruitzichten.

b. Verzoek tot levensbeëindiging

Patiënt had al enkele maanden een euthanasiewens. Hij had hierover met zijn huisarts gesproken. Nadat zijn echtgenote een maand voor het overlijden een CVA had doorgemaakt en ook een euthanasiewens had, wilde hij tegelijk met haar euthanasie laten uitvoeren. De huisarts wilde om hem moverende redenen geen uitvoering geven aan het verzoek van patiënt en zijn echtgenote, maar hij vond het verzoek wel invoelbaar.

Daarom meldde patiënt en zijn echtgenote zich circa anderhalve maand voor het overlijden aan bij de SLK. Het verzoek van de echtgenote werd door een andere SLK-arts behandeld. Aanvankelijk voerde een andere SLK-arts twee gesprekken met patiënt. De arts nam de behandeling van het verzoek ruim een week voor de uitvoering over in verband met de afwezigheid van de SLK-arts en sprak nadien nog tweemaal met patiënt over zijn verzoek.

Tijdens het eerste gesprek, dat circa een week voor het overlijden plaatsvond, heeft patiënt de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. Patiënt heeft zijn verzoek nadien tegenover de arts herhaald. Door de goede documentatie, uitvoerige medische correspondentie van specialisten en huisarts en de gesprekken die de arts met patiënt voerde, kon hij in een relatief korte tijd tot de overtuiging komen dat aan alle zorgvuldigheidseisen was voldaan. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek.

c. Consultatie

De arts raadpleegde als consulent een onafhankelijke SCEN-arts. De consulent bezocht patiënt vijf dagen voor de levensbeëindiging nadat zij door de arts over patiënt was geïnformeerd en inzage had gekregen in de relevante medische documentatie.

De consulent gaf in haar verslag een samenvatting van de ziektegeschiedenis en de aard van het lijden van patiënt. In haar verslag kwam de consulent mede op basis van het gesprek met patiënt tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan.

d. Uitvoering

De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek uitgevoerd met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012.

Beoordeling

De commissie toetst achteraf het handelen van de arts aan de hand van de zorgvuldigheidseisen vastgelegd in artikel 2 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding.

De commissie overweegt dat in het geval een echtpaar gelijktijdig een verzoek tot uitvoering van euthanasie doet, moet vaststaan dat het verzoek van de ene partner niet is beïnvloed of is ingegeven door dat van de andere partner. Daarom moet komen vast te staan dat elk van beide verzoeken vrijwillig en weloverwogen is gedaan. Dit vergt van de arts, en ook van de consulent, extra behoedzaamheid waar het gaat om de beoordeling van elk verzoek.

Gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden is de commissie van oordeel dat de arts tot de overtuiging kon komen dat er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek van de patiënt en van uitzichtloos en ondraaglijk lijden. De arts heeft de patiënt voldoende voorgelicht over de situatie waarin deze zich bevond en over zijn vooruitzichten. De arts is met patiënt tot de overtuiging kunnen komen dat er voor de situatie waarin hij zich bevond geen redelijke andere oplossing was.

Met betrekking tot de eis dat de arts ten minste één andere, onafhankelijke arts heeft geraadpleegd, overweegt de commissie als volgt:

Indien een arts besluit of, zoals in dit geval, twee verschillende artsen besluiten om in te gaan op een euthanasieverzoek van een echtpaar, verdient het volgens de commissie sterk de voorkeur dat de artsen elk een onafhankelijke arts raadplegen die beoordeelt of aan de zorgvuldigheidseisen is voldaan. Deze werkwijze waarborgt dat elk verzoek afzonderlijk wordt beoordeeld en alle schijn van niet-onafhankelijkheid bij de beoordeling wordt voorkomen. In een dergelijke situatie moeten de beide consulenten zich ervan vergewissen, dat er geen oneigenlijk druk bestaat van de ene partner op het verzoek van de andere partner. Wat dit laatste aangaat, is de commissie uit het verslag van de onafhankelijke arts gebleken dat patiënt zijn verzoek vrijwillig heeft gedaan en dat hij op geen enkele wijze druk heeft ervaren, ook niet van de echtgenote.

De commissie stelt vast, geheel in lijn met haar hierboven weergegeven opvatting, dat bij deze twee gelijktijdige verzoeken om uitvoering van euthanasie van een echtpaar het verzoek van de patiënt is beoordeeld door een andere onafhankelijke arts die niet was betrokken bij het verzoek van de echtgenote. Deze andere onafhankelijke arts heeft patiënt gezien en schriftelijk haar oordeel heeft gegeven over de zorgvuldigheidseisen. De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek medisch zorgvuldig uitgevoerd.

Beslissing

De arts heeft gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen bedoeld in artikel 2 lid 1 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding.

Lees ook het oordeel van de echtgenote, oordeel 2019-26