Oordeel 2018-120, zorgvuldig, huisarts, overige aandoeningen, geen redelijke andere oplossing, voorlichting aan de patiënt

Gemotiveerd afwijzen van riskante operatieve ingreep

Patiënte liep een acetabulumfractuur en een os pubis fractuur op. Een riskante operatieve ingreep met een onzekere slagingskans behoorde tot de mogelijkheden. Patiënte zag hier gemotiveerd van af, omdat de kans dat zij daarna weer kon lopen miniem was.
 

Feiten en omstandigheden

Uit de verslaglegging van de arts en de consulent en de overige ontvangen gegevens is gebleken ten aanzien van:

a. Karakter van het lijden, voorlichting en alternatieven

Patiënte, een vrouw van 90 jaar en ouder, liep na een valincident ongeveer een week voor het overlijden een acetabulumfractuur en een os pubis fractuur op. Een riskante operatieve ingreep met een onzekere slagingskans behoorde tot de mogelijkheden. Echter, patiënte zag hier gemotiveerd van af, omdat de kans dat zij daarna weer kon lopen miniem was. Daarnaast vermeldde de overige ziektegeschiedenis onder meer een CVA.

Genezing was niet meer mogelijk. De behandeling was uitsluitend nog palliatief van aard. Het lijden van patiënte bestond uit de invaliderende gevolgen van haar botbreuken. Een en ander resulteerde erin dat zij niet meer zelfstandig kon lopen. Er was sprake van directe bedlegerigheid. Patiënte zou worden opgenomen in een verzorgingshuis. Dit weigerde zij echter pertinent.

Patiënte gaf aan dat haar grens was bereikt. Zij leed onder de zorgafhankelijkheid en de uitzichtloosheid van haar situatie. Zij ervoer een geringe kwaliteit van leven en wilde waardig sterven.

Patiënte ervoer haar lijden als ondraaglijk. De arts was ervan overtuigd dat het lijden voor patiënte ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor patiënte aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Uit de stukken kan worden afgeleid dat de arts en de specialisten patiënte voldoende hebben voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en haar vooruitzichten.

b. Verzoek tot levensbeëindiging

Vier dagen voor het overlijden heeft patiënte de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. In de gesprekken die volgden heeft patiënte haar verzoek tegenover de arts herhaald.

De arts vermeldde dat patiënte een intelligente vrouw was die cognitief naar behoren functioneerde. De arts was ervan overtuigd dat patiënte wilsbekwaam was ten aanzien van haar verzoek. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek.

c. Consultatie

De arts raadpleegde als consulent een onafhankelijke SCEN-arts. De consulent bezocht patiënte twee dagen voor de levensbeëindiging nadat zij door de arts over patiënte was geïnformeerd en inzage had gekregen in de relevante medische documentatie.

De consulent gaf in haar verslag een samenvatting van de ziektegeschiedenis en de aard van het lijden van patiënte. De consulent vermeldde dat patiënte een heldere en niet-depressieve indruk maakte. De consulent twijfelde niet aan de wilsbekwaamheid van patiënte ten aanzien van haar verzoek. In haar verslag kwam de consulent mede op basis van het gesprek met patiënte tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan.

d. Uitvoering

De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek uitgevoerd met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012.

Beoordeling

De commissie toetst achteraf het handelen van de arts aan de hand van de zorgvuldigheidseisen vastgelegd in artikel 2 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding.

Gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden is de commissie van oordeel dat de arts tot de overtuiging kon komen dat er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek van de patiënte en van uitzichtloos en ondraaglijk lijden. De arts heeft de patiënte voldoende voorgelicht over de situatie waarin deze zich bevond en over haar vooruitzichten. De arts is met patiënte tot de overtuiging kunnen komen dat er voor de situatie waarin zij zich bevond geen redelijke andere oplossing was. De arts heeft tenminste één andere, onafhankelijke arts geraadpleegd, die patiënte heeft gezien en schriftelijk haar oordeel heeft gegeven over de zorgvuldigheidseisen. De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek medisch zorgvuldig uitgevoerd.

Beslissing

De arts heeft gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen bedoeld in artikel 2 lid 1 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding.