Oordeel 2014-25, arts, kanker, zorgvuldigheidseisen algemeen

Patiënte, een vrouw van 50–60 jaar die leed aan gemetastaseerde kanker van de baarmoeder, kampte met ernstige benauwdheid. Zij had mondeling en schriftelijk aangegeven dat wanneer zij om die reden gesedeerd zou worden, zij euthanasie wenste. Op de dag van de levensbeëindiging was de situatie van patiënte verslechterd en vroeg zij om zo spoedig mogelijke uitvoering van de euthanasie. Enkele uren voor de uitvoering diende de arts patiënte midazolam toe, waarbij patiënte aangaf niet meer wakker te willen worden. Uiteindelijk viel zij in een onrustige slaap. Conform het euthanasieverzoek van patiënte en haar ondertekende verklaring omtrent de wens tot euthanasie in geval van een verlaagd bewustzijn heeft de arts vervolgens de levensbeëindiging uitgevoerd.