Oordeel 2014-66, arts, dementie / alzheimer

Patiënte, een vrouw van 80-90 jaar, leed zes jaar aan voortschrijdende dementie en ruim twintig jaar aan progressieve maculadegeneratie. Deze ziektebeelden beperkten haar fors in haar dagelijks leven. Patiënte besefte dat opname in een instelling naderde en wenste euthanasie. De arts raadpleegde een sociaal geriater en tweemaal een consulent. De sociaal geriater vond patiënte wilsbekwaam. Volgens de eerste consulent, die haar elf maanden voor haar overlijden bezocht, was nog niet aan de zorgvuldigheidseisen voldaan. De tweede consulent lichtte desgevraagd schriftelijk toe dat de arts al jaren met patiënte over euthanasie in gesprek was. Patiënte maakte de consulent met lichaamstaal duidelijk dat haar leven lijden was en haar verzoek vrijwillig en herhaald. Dreigende verhuizing en besef van toenemende blindheid maakten haar verzoek actueel.