Oordeel 2021-28, zorgvuldig, huisarts, stapeling van ouderdomsaandoeningen, uitzichtloos en ondraaglijk lijden, geen redelijke andere oplossing.

Een sociaal geriater vond het ondraaglijk lijden van de patiënt niet invoelbaar terwijl de arts wel vond dat de patiënt ondraaglijk leed.

De onafhankelijke deskundige, een sociaal geriater, vond het ondraaglijk lijden niet invoelbaar. Ook meende hij dat het lijden van patiënte door het voeren van gesprekken zou kunnen afnemen. De arts onderbouwde voldoende hoe hij ondanks deze mening, tot de overtuiging was gekomen dat patiënte wél ondraaglijk leed.

Introductie van de casus

Bij patiënte, een vrouw tussen 90 - 100 jaar, was sprake van achteruitgang op basis van ouderdomsaandoeningen. Zij had klachten die in ernst toenamen ten gevolge van gegeneraliseerde artrose en osteoporose. De pijn werd maar gedeeltelijk gecoupeerd met medicatie. Ook was zij toenemend benauwd. Zij vermagerde, was slechter gaan zien en ging ook cognitief achteruit (zij had onder andere last van vergeetachtigheid). Een bijzondere aandoening, alopecia universalis (kaalheid over het gehele lichaam) waarmee zij al sinds haar vroege jeugd behept was, droeg bij aan het lijden. Patiënte had zich haar hele leven diep geschaamd voor haar kaalheid. Zij had dit zoveel mogelijk verborgen gehouden voor de buitenwereld. Het vooruitzicht dat zij door haar algehele lichamelijke achteruitgang afhankelijk van zorg zou worden, vond zij verschrikkelijk omdat zij dan haar grote geheim, de kaalheid, niet meer zou kunnen verbergen. Dit vormde voor haar een ondraaglijk lijden en zij verzocht om euthanasie. Haar huisarts voerde geen euthanasie uit en patiënte wendde zich tot EE.

De arts sprak patiënte drieënhalve maand voor het overlijden voor het eerst. In totaal vonden acht gesprekken met EE plaats. De arts raadpleegde als deskundige een onafhankelijke sociaal geriater die patiënte omstreeks twee maanden voor het overlijden bezocht. De geraadpleegde deskundige vond het lijden niet invoelbaar ondraaglijk en meende dat het raadzaam was om af te wachten of voor patiënte door gesprekken over haar kaalheid, het lijden zou afnemen. De arts was wel overtuigd van de ondraaglijkheid en uitzichtloosheid van het lijden en raadpleegde de consulent. De door de arts geraadpleegde consulent zag en sprak patiënte twee weken voor het overlijden.

De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek uitgevoerd met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012.

Het toetsingskader in het algemeen

In artikel 2, eerste lid, van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (hierna: WTL) staan de zes zorgvuldigheidseisen waaraan de arts moet voldoen, wanneer hij levensbeëindiging op verzoek of hulp bij zelfdoding toepast. De tekst van artikel 2, eerste lid, van de WTL is hier te vinden.

Het toetsingskader toegespitst op de casus

Ten aanzien van de uitzichtloosheid en ondraaglijkheid van het lijden (artikel 2, eerste lid, onder b, WTL) en het ontbreken van redelijke alternatieven (artikel 2, eerste lid, onder d, WTL), wordt in deze casus nader overwogen omdat een bijzondere aandoening doorslaggevend voor het lijden van patiënte was. Ook wordt kort extra aandacht besteed aan het vrijwillig en weloverwogen verzoek vanwege de lichte cognitieve stoornissen van patiënte.

Overwegingen

Aan de hand van de feiten en omstandigheden ontleend aan het dossier en voor zover relevant overweegt de commissie als volgt.

Vrijwillig en weloverwogen verzoek

Patiënte verzocht naar het oordeel van de arts, consulent (een psychiater) en onafhankelijke deskundige, sociaal geriater, vrijwillig en weloverwogen om euthanasie. Zij was ondanks lichte cognitieve stoornissen volledig wilsbekwaam. Haar wens werd niet beïnvloed door anderen. Er was geen sprake van actuele psychopathologie, met name niet van een depressie in engere zin.

De commissie is van oordeel dat de arts tot de overtuiging kon komen dat er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek van patiënte.

Uitzichtloos en ondraaglijk lijden en ontbreken redelijke andere oplossing

De commissie stelt vast dat de door de arts als onafhankelijke deskundige geraadpleegde sociaal geriater tot de volgende conclusies kwam. Er was geen uitzicht op verbetering van de situatie van patiënte. Zij had haar hele leven geleden onder haar alopecia. Daarbij had ze klachten van gewrichtspijnen waardoor ze met moeite nog voor zichzelf kon zorgen. Ze leed onder het vooruitzicht verder achteruit te gaan en afhankelijk te worden van verzorging. Er waren slechts beperkte opties om de klachten van patiënte te verlichten. Mogelijk was voorlopig afwachten en voortzetting van de gesprekken in enigerlei vorm nog een redelijk alternatief. De sociaal geriater had twijfels bij de ondraaglijkheid van het lijden.

De door de arts geraadpleegde consulent, SCEN-arts en tevens psychiater, schreef dat patiënte sinds haar vierde levensjaar bekend was met alopecia areata universalis. Zij was veel met haar kaalheid gepest en zij had haar leven lang het ontbreken van beharing zo veel mogelijk geheim gehouden. Daarnaast waren in de afgelopen jaren toenemende pijnklachten ten gevolge van artrose, ontstaan. Voor patiënte was het niet te verdragen dat zij door een nog verdere toename van haar klachten afhankelijk zou worden van anderen wat betreft haar persoonlijke verzorging. Gelet op haar leeftijd en de lange duur van deze manier van omgaan met haar kaalheid, waren naar de mening van de consulent voor deze hoogbejaarde patiënte geen reële behandelmogelijkheden meer aanwezig. De consulent stelde dat met het ouder worden de pijnklachten ten gevolge van artrose alleen maar zouden toenemen. Decennialang had zij zich kunnen redden door haar kaalheid geheim te houden. Gelet op haar leeftijd en de lange duur van deze manier van omgaan met haar aandoening, waren er naar zijn indruk geen reële behandelmogelijkheden meer voorhanden.

De arts gaf in het dossier aan dat hij de onafhankelijke deskundige had geraadpleegd om vanuit een geriatrisch behandelperspectief naar de situatie van patiënte te kijken. Van het feit dat de onafhankelijke deskundige de ondraaglijkheid van het lijden niet invoelbaar vond en dat hij meende dat er nog een redelijk alternatief zou zijn in de vorm van gesprekken aangaan, heeft de arts kennis genomen. De arts was ervan overtuigd dat alleen een patiënt zelf uiteindelijk kan bepalen of een lijden ondraaglijk is. Voor de arts werd het lijden van patiënte in de vele gesprekken juist steeds duidelijker. Nadat hij patiënte beter had leren kennen, was hij overtuigd van de ondraaglijkheid en uitzichtloosheid van het lijden.

De commissie is van oordeel dat de arts nauwkeurig heeft onderzocht of er nog behandelingen mogelijk waren. Eigenlijk waren er geen behandelingsmogelijkheden meer aanwezig. Het lijden omvatte meer dan alleen de angst voor onthulling van de kaalheid. En wat betreft de ondraaglijkheid van het lijden: de arts moet zich inleven in de situatie van een patiënt om tot de conclusie te kunnen komen dat patiënt ondraaglijk lijdt. Dat heeft de arts zeker gedaan. Hij heeft zeven tot acht gesprekken met patiënte gevoerd en zijn voorgenomen handelen laten spiegelen door verschillende onafhankelijke deskundigen te raadplegen.

De commissie is van oordeel dat de arts tot de overtuiging kon komen dat er sprake was van uitzichtloos en ondraaglijk lijden. De arts kon met patiënte tot de overtuiging komen dat er voor de situatie waarin zij zich bevond geen redelijke andere oplossing was.

Overige zorgvuldigheidseisen

Na het bestuderen van het dossier is de commissie tot de conclusie gekomen dat ook aan de overige zorgvuldigheidseisen is voldaan en dat die geen nadere motivering behoeven. Patiënt werd voldoende voorgelicht. De arts heeft ten minste één andere, onafhankelijke arts geraadpleegd, die patiënte heeft gezien en schriftelijk zijn oordeel heeft gegeven over de zorgvuldigheidseisen. De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek medisch zorgvuldig uitgevoerd.

Beslissing

De arts heeft gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen bedoeld in artikel 2, eerste lid, WTL.