Oordeel 2019-66, zorgvuldig, huisarts, aandoening van het zenuwstelsel, onafhankelijke arts geraadpleegd

SCEN-consultatie vond plaats via video-gesprek

Patiënte woonde op de BES-eilanden. Het aantal huisartsen op de BES-eilanden is zeer beperkt waardoor de huisartsen elkaar goed kennen en de schijn van afhankelijkheid niet te vermijden is. Om die reden koos de arts voor een consulent in Nederland. De SCEN-consultatie vond plaats via een video-gesprek.

Feiten en omstandigheden

Uit de verslaglegging van de arts en de consulent en de overige ontvangen gegevens is gebleken ten aanzien van:

a. Karakter van het lijden, voorlichting en alternatieven

Bij patiënte, een vrouw van 60-70 jaar, werd, na eerder bestaande klachten, ongeveer zes weken voor het overlijden een neurodegeneratieve aandoening vastgesteld. Genezing was niet mogelijk. De behandeling was uitsluitend nog palliatief van aard.

Het lijden van patiënte bestond uit het verlies van regie over haar leven. Zij werd in korte tijd volledig zorgafhankelijk en kreeg toenemend moeite met communiceren. Zij had krachtsverlies in haar gehele lichaam. Zij leed onder het gebrek aan vooruitzicht op verbetering van haar situatie en de wetenschap dat zij verder achteruit zou gaan. Zij kon niets meer doen van alle dingen die zin aan haar leven gaven.

Patiënte ervoer haar lijden als ondraaglijk. De arts was ervan overtuigd dat het lijden voor patiënte ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor patiënte aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Uit de stukken kan worden afgeleid dat de arts en de specialisten patiënte voldoende hebben voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en haar vooruitzichten.

b. Verzoek tot levensbeëindiging

Patiënte had eerder met haar huisarts over euthanasie gesproken. De huisarts had geen ervaring met euthanasie, waarop de arts het verzoek van patiënte van de huisarts overnam. Hij sprak zesmaal met patiënte. Vijf weken voor het overlijden, direct bij het eerste bezoek, heeft patiënte de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek.

c. Consultatie

De arts raadpleegde als consulent een onafhankelijke SCEN-arts uit Nederland. De consulent had een beeld-/telefoongesprek met patiënte, enkele dagen voor de levensbeëindiging, nadat zij door de arts over patiënte was geïnformeerd en inzage had gekregen in de relevante medische documentatie.

De arts lichtte in zijn verslag zijn keuze om een consulent in Nederland te raadplegen toe. Het aantal huisartsen op de BES-eilanden is zeer beperkt en de situatie is zo dat de huisartsen elkaar goed kennen waardoor de schijn van afhankelijkheid niet is te vermijden. De arts liet de onafhankelijkheid tussen hem en de consulent en het feit dat alleen dan patiënte zou kunnen worden beoordeeld door een SCEN-arts, prevaleren boven de wenselijkheid dat de consulent de patiënte bezoekt.

De consulent gaf in haar verslag een samenvatting van de ziektegeschiedenis en de aard van het lijden van patiënte. In haar verslag kwam de consulent mede op basis van het videogesprek met patiënte tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan.

d. Uitvoering

De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek uitgevoerd met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012.

Beoordeling

De commissie toetst achteraf het handelen van de arts aan de hand van de zorgvuldigheidseisen vastgelegd in artikel 2 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding.

Gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden is de commissie van oordeel dat de arts tot de overtuiging kon komen dat er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek van de patiënte en van uitzichtloos en ondraaglijk lijden. De arts heeft de patiënte voldoende voorgelicht over de situatie waarin deze zich bevond en over haar vooruitzichten. De arts is met patiënte tot de overtuiging kunnen komen dat er voor de situatie waarin zij zich bevond geen redelijke andere oplossing was.

De arts heeft tenminste één andere, onafhankelijke arts geraadpleegd, die patiënte middels een videoverbinding heeft gezien en gesproken en schriftelijk haar oordeel heeft gegeven over de zorgvuldigheidseisen. De commissie overweegt daarover dat het haar bekend is dat het lastig kan zijn op de BES-eilanden een onafhankelijk arts, die daarbij tevens SCEN-arts is, te raadplegen, maar dat het ook lastig kan zijn om de schijn van afhankelijkheid te voorkomen. De arts heeft zijn keuze een arts in Nederland als consulent te raadplegen goed gemotiveerd. De commissie verwijst naar hetgeen daarover is opgenomen in de EuthanasieCode 2018 (zie het cursieve gedeelte onderaan), waarbij voor de BES-eilanden nadrukkelijk de optie van een beeldgesprek tussen consulent en patiënte als alternatief voor een daadwerkelijk bezoek aan patiënte is opgenomen. De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek medisch zorgvuldig uitgevoerd.

Beslissing

De arts heeft gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen bedoeld in artikel 2 lid 1 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding.