Oordeel 2019-52, zorgvuldig, huisarts, stapeling van ouderdomsaandoeningen, uitzichtloos en ondraaglijk lijden

Slecht zien, slecht horen en conditionele achteruitgang

Het lijden van patiënte kwam voort uit een stapeling van ouderdomsklachten, waaronder slecht zien, slecht horen en conditionele achteruitgang. De optelsom van deze aandoeningen en daarmee samenhangende klachten, in het licht van de ziektegeschiedenis, de biografie, de persoonlijkheid, het waardepatroon en de draagkracht van de patiënt, maakte het lijden voor patiënte ondraaglijk en uitzichtloos.

Feiten en omstandigheden

Uit de verslaglegging van de arts en de consulent en de overige ontvangen gegevens is gebleken ten aanzien van:

a. Karakter van het lijden, voorlichting en alternatieven

Bij patiënte, een vrouw van ouder dan 90 jaar, was sprake van verschillende aandoeningen. Zij kampte met ernstige slechtziendheid (op basis van maculadegeneratie en ablatio OS), slechthorendheid, conditionele achteruitgang en slikklachten. Patiënte had afgezien van nadere diagnostiek met betrekking tot de slikklachten. Patiënte had voorts de neiging om te vallen. Zij verbleef sinds ongeveer twee jaar voor het overlijden in een verzorgingshuis. Genezing was niet meer mogelijk. De behandeling was uitsluitend nog palliatief van aard.

Het lijden van patiënte bestond uit lichamelijke en conditionele achteruitgang, slecht horen en zien, slikklachten met dan de angst om te stikken, ernstige vermoeidheid en toenemende afhankelijkheid. Patiënte kon moeilijk opstaan uit een stoel, liep met een rollator en was bang om te vallen. Zij kon niet meer lezen en ook tv kijken (met een loep) was te vermoeiend. Patiënte was door haar toenemende beperkingen tot steeds minder in staat.

Zij was erg verdrietig dat zij door haar slechthorendheid niet meer kon deelnemen aan gesprekken. Patiënte kon haar hobby's niet meer uitoefenen en was sociaal geïsoleerd geraakt. Zij leed onder de uitzichtloosheid van haar situatie. Patiënte wilde niet verder aftakelen en ook niet naar een verpleeghuis.

Patiënte ervoer haar lijden als ondraaglijk. De arts was ervan overtuigd dat het lijden voor patiënte ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor patiënte aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Uit de stukken kan worden afgeleid dat de arts patiënte voldoende heeft voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en haar vooruitzichten.

b. Verzoek tot levensbeëindiging

Patiënte had eerder met de arts over euthanasie gesproken. Vijf weken voor het overlijden heeft patiënte de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. Patiënte heeft haar euthanasieverzoek meerdere malen herhaald. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek.

c. Consultatie

De arts raadpleegde als consulent een onafhankelijke SCEN-arts. De consulent bezocht patiënte ongeveer tweeënhalve week voor de levensbeëindiging nadat zij door de arts over patiënte was geïnformeerd en inzage had gekregen in de relevante medische documentatie. De consulent gaf in haar verslag een samenvatting van de ziektegeschiedenis en de aard van het lijden van patiënte. In haar verslag kwam de consulent mede op basis van het gesprek met patiënte tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan.

d. Uitvoering

De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek uitgevoerd met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012.

Beoordeling

De commissie toetst achteraf het handelen van de arts aan de hand van de zorgvuldigheidseisen vastgelegd in artikel 2 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding.

De arts moet de overtuiging krijgen dat er sprake is van uitzichtloos en ondraaglijk lijden van de patiënt. Het lijden van de patiënt moet een medische grondslag hebben, maar niet vereist is dat er sprake is van een levensbedreigende aandoening. Het lijden van de patiënt kan dan ook het gevolg zijn van een cumulatie van aandoeningen en daarmee samenhangende klachten die, in samenhang met de ziektegeschiedenis, de biografie, de persoonlijkheid, het waardepatroon en de draagkracht van de patiënt, een lijden doen ontstaan dat voor de patiënt ondraaglijk is.

Gezien de ouderdomsaandoeningen waar deze hoogbejaarde patiënte mee kampte, de daarmee gepaard gaande aftakeling, het verlies van zelfstandigheid en het gebrek aan kwaliteit van leven kon de arts tot de overtuiging komen dat sprake was van uitzichtloos en ondraaglijk lijden.

Gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden is de commissie van oordeel dat de arts tot de overtuiging kon komen dat er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek van de patiënte en van uitzichtloos en ondraaglijk lijden. De arts heeft de patiënte voldoende voorgelicht over de situatie waarin deze zich bevond en over haar vooruitzichten. De arts is met patiënte tot de overtuiging kunnen komen dat er voor de situatie waarin zij zich bevond geen redelijke andere oplossing was. De arts heeft tenminste één andere, onafhankelijke arts geraadpleegd, die patiënte heeft gezien en schriftelijk haar oordeel heeft gegeven over de zorgvuldigheidseisen. De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek medisch zorgvuldig uitgevoerd.

Beslissing

De arts heeft gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen bedoeld in artikel 2 lid 1 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding.