Oordeel 2023-098, zorgvuldig, NVO-melding, hart- of vaataandoening, uitzichtloos en ondraaglijk lijden.

Ondraaglijk en uitzichtloos lijden van de patiënt ten gevolge van een CVA. De consulent adviseerde om een specialist ouderengeneeskunde te raadplegen, omdat er mogelijk sprake was van beginnende dementie.

In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.

Patiënt, een man tussen de 90 en 100 jaar, werd ongeveer drie jaar voor het overlijden getroffen door een Cerebro Vasculair Accident (CVA). Dit had loopstoornissen, duizeligheid, nachtelijke onrust en verwardheid tot gevolg. Er waren geen therapeutische opties meer voor de situatie waarin patiënt zich bevond.

Het lijden van patiënt bestond uit lichamelijke en cognitieve achteruitgang, nachtelijke onrust en verminderde mobiliteit. Hij kon zeer moeilijk lopen en ging bijna niet meer het huis uit. Het grote valrisico maakte hem angstig. Patiënt merkte ook dat zijn geheugen en geestelijk functioneren achteruitging. Praten ging moeizaam. Patiënt, die altijd een zeer onafhankelijk bestaan had geleid, wilde niet verder aftakelen en ook niet verhuizen naar een verpleeghuis. Hij ervoer zijn lijden als ondraaglijk.

Patiënt had sinds ongeveer vier weken voor het overlijden met de arts over euthanasie gesproken. Direct tijdens het eerste gesprek heeft patiënt de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. Patiënt heeft zijn euthanasieverzoek meerdere malen herhaald.

Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. De arts was er voorts van overtuigd dat het lijden voor patiënt ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren voor patiënt geen aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat patiënt voldoende was toegelicht over de situatie waarin hij zich bevond en zijn vooruitzichten.

De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts, die patiënt tweeënhalve week voor het overlijden bezocht. Deze consulent beoordeelde patiënt als ter zake wilsbekwaam. Ondanks de moeilijke communicatie was had patiënt geen cognitieve stoornissen, aldus de consulent. Omdat er mogelijk ook sprake was van beginnende dementie adviseerde de consulent om ook een geriater/specialist ouderengeneeskunde in te schakelen. De consulent kwam tot de conclusie dat nog niet aan de zorgvuldigheidseisen voor euthanasie was voldaan.

Hierop heeft de arts een onafhankelijk specialist ouderengeneeskunde geraadpleegd. De onafhankelijk specialist ouderengeneeskunde had patiënt een week voor het overlijden bezocht en hem wilsbekwaam terzake beoordeeld. De arts heeft hierna opnieuw contact gehad met de consulent, die vervolgens een addendum had geschreven bij zijn verslag. De consulent kwam nu tot de conclusie dat aan alle zorgvuldigheidseisen voor euthanasie was voldaan.

De arts voerde vervolgens de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021.

De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.