Oordeel 2022-042, zorgvuldig, NVO-melding, combinatie van aandoeningen, uitzichtloos en ondraaglijk lijden.

Patiënt leed ondraaglijk door de gevolgen van de ziekte van Crohn.

In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.

Bij een man, tussen de zeventig en tachtig jaar, was sinds zeer geruime tijd voor het overlijden sprake van de ziekte van Crohn. Ten gevolge van de ziekte van Crohn werd spondylarthropatie (ontstekingen van de wervelkolom en de sacro-iliacale) geconstateerd. Dit leidde vervolgens tot een wervelkanaalstenose.

De man had in de loop der jaren meerdere ingrepen en behandelingen ondergaan zonder het gewenste resultaat. Hij had chronische onbehandelbare en ernstige pijnklachten in zijn buik en beide benen. De buikpijn was soms zo heftig dat de man er van flauw viel. Medicatie tegen de pijn hielp hierbij onvoldoende. De altijd aanwezige pijn had de man goeddeels geïnvalideerd. De jarenlange strijd tegen deze pijn en de telkens terugkerende teleurstelling als een behandeling weer niet het gewenste effect gaf, hadden de man uiteindelijk volledig uitgeput en wanhopig gemaakt. Hij ervoer zijn lijden als ondraaglijk.

De man had geen goede band met de huisarts, zodat hij zich wendde tot Expertisecentrum Euthanasie. Bijna anderhalf jaar voor het overlijden bezocht de arts de man voor de eerste keer. In totaal sprak de arts tienmaal met de man. De arts constateerde dat de man ondanks de door hem ervaren pijnklachten enorm aan het leven hing. Hierdoor had hij gedurende het traject nog meerdere behandelingen ondergaan in de hoop dat zijn pijnklachten zouden verminderen. Tijdens het achtste bezoek, tweeënhalve maand voor het overlijden, verzocht de man echter om daadwerkelijke uitvoering van de euthanasie. De arts constateerde dat de man vanaf dat moment consistent en zonder twijfel om euthanasie verzocht. Volgens de arts was er dan ook sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek.

De man had jarenlang geprobeerd om zijn pijnklachten te verbeteren en had veel verschillende behandelingen ondergaan. Geen van deze behandelingen hadden het gewenste resultaat gehad. De laatste behandeling had de pijn zelfs verergerd. Uiteindelijk had de man de moed opgegeven en er geen vertrouwen meer in dat de pijn te behandelen was. De arts was er van overtuigd dat het lijden voor deze man ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor de man aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts de man voldoende had voorgelicht over de situatie waarin hij zich bevond en zijn vooruitzichten.

De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent, die de man drie weken voor het overlijden bezocht. Hij bevestigde de arts in zijn bevindingen en kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen werd voldaan.

De arts voerde de euthanasie vervolgens uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021.