Oordeel 2022-118, zorgvuldig, NVO-melding, aandoening van het zenuwstelsel, uitzichtloos en ondraaglijk lijden.

Patiënt leed uitzichtloos en ondraaglijk op basis van primaire laterale sclerose.

In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.

Bij een man, tussen de 60 en 70 jaar oud, werd ruim een jaar voor het overlijden primaire laterale sclerose (PLS) vastgesteld. Dit is een zeldzame aandoening van het ruggenmerg, die progressieve stijfheid en spasticiteit van de benen, armen en het gezicht kan veroorzaken. Voordat de diagnose definitief gesteld werd bij patiënt, ervoer hij al bijna tien jaar steeds meer uitval van lichamelijke functies.

Patiënt kon  niet meer fietsen of autorijden. Zijn grote hobby, tuinieren, kon hij ook al jaren niet meer uitvoeren. Het slikken ging steeds slechter en patiënt kon nog met moeite articuleren. De PLS zorgde bij patiënt ook voor emotionele ontregeling, waarbij hij bekend was met dwanghuilen. Patiënt ervoer zijn lijden als ondraaglijk door zijn afnemende mobiliteit en de progressieve afhankelijkheid van derden voor zijn dagelijkse verzorging. Patiënt ervoer zijn leven als onwaardig.  

Patiënt sprak twee weken voor het overlijden met de arts over zijn verzoek tot levensbeëindiging. Twee dagen voor het overlijden verzocht patiënt de arts over te gaan tot uitvoering van dit verzoek.

Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. De arts was er van overtuigd dat het lijden voor patiënt ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren voor patiënt geen aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts patiënt voldoende had voorgelicht over de situatie waarin hij zich bevond en zijn vooruitzichten.

De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent, die patiënt ongeveer twee weken voor het overlijden bezocht. De consulent kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen werd voldaan.

De arts voerde vervolgens de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021.

De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.