Oordeel 2021-87, zorgvuldig, NVO-melding, hart- of vaataandoening, uitzichtloos en ondraaglijk lijden, vrijwillig en weloverwogen verzoek.

De patiënt leed aan hartfalen. Zijn krachten namen de laatste maanden aanzienlijk af en hij werd ernstig kortademig, was moe en verloor conditie.

In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.

Bij een man, tussen de tachtig en negentig jaar oud, was sinds geruime tijd voor het overlijden sprake van gedilateerde cardiomyopathie, hartfalen en hartritmestoornissen. De hartfunctie van de man verslechterde hierna geleidelijk.

Het lijden van de man bestond uit ernstige kortademigheid, vermoeidheid en conditieverlies. De krachten van de man namen in de laatste maanden voor het overlijden aanzienlijk af. De geringste inspanning maakte hem toenemend benauwd. In de loop der jaren leverde hij beetje bij beetje zijn krachten in, maar uiteindelijk kon hij door zijn benauwdheid geen volzinnen meer spreken noch enkele meters lopen.

Hij leed onder het verlies van zelfredzaamheid, het toenemend sociaal isolement en het gebrek aan perspectief. Zijn situatie had hem uitgeput en hij wilde verdere achteruitgang niet meer afwachten. De man ervoer zijn lijden als ondraaglijk.

De man heeft de arts anderhalve maand voor het overlijden om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek.

De arts was er voorts van overtuigd dat het lijden voor de man ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor de man aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts de man voldoende had voorgelicht over de situatie waarin hij zich bevond en zijn vooruitzichten.

De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent. Deze bezocht de man tweeënhalve week voor het overlijden en kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan.

De arts voerde de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012.

De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.