Oordeel 2021-63, NVO-melding, zorgvuldig, hart- of vaataandoening, uitzichtloos en ondraaglijk lijden, vrijwillig en weloverwogen verzoek, geen redelijke andere oplossing.

De patiënt maakte een CVA door. Hij was afatisch en werd zorgafhankelijk.

In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.

Een man, tussen de vijftig en zestig jaar oud, maakte bijna twee jaar voor het overlijden een Cerebro Vascular Accidents (CVA, een beroerte) door. Als gevolg daarvan was zijn linkerzijde volledig verlamd, kon hij nog moeizaam praten, kreeg hij sondevoeding en had de man een catheter á demeure. Na zijn ziekenhuisopname verbleef de man in eerste instantie in een revalidatiecentrum en later in een verpleeghuis.

De man had een langdurig revalidatietraject gevolgd, maar dit had zijn situatie nauwelijks tot niet verbeterd. Hij was bedlegerig en kwam slechts enkele uren per dag uit bed. De man was volledig zorgafhankelijk, had slikproblemen en was moeilijk te verstaan. Deze situatie vond de man verschrikkelijk en vergde emotioneel veel van hem. Hij had hard gewerkt om weer mobiel en beter verstaanbaar te worden, maar dat had hem niets opgeleverd. De man was moegestreden. Hij leed onder het feit dat hij niet de vader en echtgenoot kon zijn die hij graag wilde zijn. Daarbij vond hij zijn situatie inclusief incontinentie voor urine en ontlasting mensonterend.  De man ervoer zijn lijden als ondraaglijk.

De arts was ervan overtuigd dat het lijden voor de man ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor de man aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts de man voldoende had voorgelicht over de situatie waarin hij zich bevond en zijn vooruitzichten.

De man vroeg de arts, zijnde een specialist ouderengeneeskunde van het verpleeghuis, vier weken voor het overlijden om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging. De arts stelde vast dat de man zonder enige twijfel zijn verzoek deed. Hij was helder, adequaat en wilsbekwaam ten aanzien van zijn verzoek. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek.

De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent. Deze bezocht de man drieënhalve week voor het overlijden. De consulent kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan. Daarbij stelde hij vast dat de man ondanks zijn moeilijke spraak zijn verzoek met hulp van een naaste goed kon toelichten.

De arts voerde de hulp bij zelfdoding uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012.

De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.