Oordeel 2021-115, zorgvuldig, NVO-melding, hart- of vaataandoening, uitzichtloos en ondraaglijk lijden.

Patiënte leed aan hartfalen. Haar krachten namen de laatste maanden aanzienlijk af en zij werd ernstig kortademig en was uitgeput.

In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.

Bij een vrouw, ouder dan negentig jaar, werd zes jaar voor het overlijden hartfalen met hartkrampen (angina pectoris) geconstateerd. Hierna maakte de vrouw nog tweemaal een hartinfarct door. Twee maanden voor het overlijden maakte zij opnieuw een hartinfarct door, waarna het hartfalen fors toenam.

Het lijden van de vrouw bestond uit ernstige kortademigheid en intense vermoeidheid. Hierdoor was zij tot bijna niets meer in staat en zij bracht haar dagen zittend op de bank door. Haar nachtrust werd ernstig verstoord door de benauwdheid. De vrouw was volledig uitgeput.

Zij leed onder het verlies van zelfredzaamheid, het toenemend sociaal isolement en het gebrek aan perspectief. Zij had de reële angst om te stikken en vreesde verdere achteruitgang. De vrouw ervoer haar lijden als ondraaglijk.

De vrouw heeft de arts een week voor het overlijden om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek.

De arts was er voorts van overtuigd dat het lijden voor de vrouw ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor de vrouw aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts de vrouw voldoende had voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en haar vooruitzichten.

De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent. Zij bezocht de vrouw zes dagen voor het overlijden en kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen werd voldaan.

De arts voerde de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012.

De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.