Oordeel 2020-69, zorgvuldig, NVO-melding, kanker, vrijwillig en weloverwogen verzoek

Na in opzet curatieve behandeling toch recidief, hierna snelle achteruitgang

In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.

Bij een man, tussen de 70 en 80 jaar oud, werd tien maanden voor het overlijden maagkanker vastgesteld. Ondanks uitgebreide chemotherapie en een operatieve ingreep werden enkele weken voor het overlijden uitzaaiingen in het mediastinum (de ruimte tussen de beide longen in), buikvlies en enkele organen geconstateerd. Genezing was niet meer mogelijk. De behandeling was uitsluitend nog palliatief van aard.

In de weken voor het overlijden verslechterde de situatie van de man snel. Hij kon niet meer eten, nog maar een beetje drinken en hij moest regelmatig braken. In een korte tijd vermagerde en verzwakte de man ernstig. Ook had hij pijn in zijn buik die met medicatie niet helemaal onder controle kwam. Hij raakte bedlegerig, was zeer vermoeid en werd volledig afhankelijk van anderen. De man die in zijn leven gewend was geweest de regie te nemen leed onder de snelle fysieke achteruitgang en het verlies van zelfstandigheid. Hij wilde het verloop van het ziekteproces niet afwachten en zag het overlijden als een verlossing. De man ervoer zijn lijden als ondraaglijk.

De arts was ervan overtuigd dat het lijden voor de man ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor de man aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts en de specialist de man voldoende hadden voorgelicht over de situatie waarin hij zich bevond en zijn vooruitzichten.

Kort nadat de man had gehoord dat de kanker was uitgezaaid, had hij met de arts over zijn euthanasiewens gesproken. Twee dagen voor het overlijden heeft de man de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent. Deze bezocht de man een dag voor het overlijden en kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan.

De arts voerde de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012.

De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.