Oordeel 2020-61, zorgvuldig, NVO-melding, kanker, onafhankelijke arts geraadpleegd

Consultatie via beeldbellen vanwege de omstandigheden door COVID-19

In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.

Bij een vrouw tussen de 70 en 80 jaar oud, werd anderhalve maand voor het overlijden een pancreaskopcarcinoom (alvleesklierkanker) met uitzaaiingen naar de lever vastgesteld. Genezing was niet meer mogelijk. De behandeling was uitsluitend nog palliatief van aard.

In de weken voor het overlijden verslechterde de situatie van de vrouw snel. De vrouw was continu misselijk en braakte alles uit wat ze at. Zij had veel pijnklachten die ook met medicatie niet onder controle kwamen. De vrouw was ernstig vermoeid en verzwakte steeds verder. Hierdoor werd zij in de laatste dagen voor het overlijden bedlegerig en volledig zorgafhankelijk van anderen. De vrouw leed onder het verlies van regie en het gebrek aan perspectief. Zij ervoer haar situatie als mensonwaardig en haar lijden als ondraaglijk. Zij wilde het verloop van het ziekteproces niet afwachten maar wenste een waardig levenseinde.

De arts was ervan overtuigd dat het lijden voor de vrouw ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor de vrouw aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts en de specialisten de vrouw voldoende hadden voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en haar vooruitzichten.

Vanwege de langdurige afwezigheid van de voormalig huisarts van de vrouw stapte zij vier weken voor het overlijden over naar de praktijk van de arts. De arts heeft vervolgens meerdere keren met de vrouw over euthanasie gesproken. Een week voor het overlijden heeft de vrouw de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent.

Vanwege de omstandigheden door COVID-19 bezocht de consulent de vrouw niet fysiek, maar sprak vier dagen voor het overlijden met haar via beeldbellen. Nadat de consulent de identiteit van de vrouw had vastgesteld heeft het consult op afstand plaatsgevonden. Hij kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan.

De arts voerde de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012.

De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.