Oordeel 2018-123, zorgvuldig, huisarts, dementie, uitzichtloos en ondraaglijk lijden, vrijwillig en weloverwogen verzoek

Alzheimer, aantasting cognitieve vermogens

Het lijden van patiënt bestond uit aantasting van de cognitieve vermogens die de kwaliteit van het leven van patiënt hadden bepaald

Feiten en omstandigheden

Uit de verslaglegging van de arts en de consulent en de overige ontvangen gegevens is gebleken ten aanzien van:

a. Karakter van het lijden, voorlichting en alternatieven

Bij patiënt, een man van 70-80 jaar, werd na een periode van klachten vier jaar voor het overlijden de ziekte van Alzheimer vastgesteld. De toestand van patiënt ging in de loop der tijd steeds verder achteruit. Genezing was niet mogelijk. De behandeling was uitsluitend palliatief van aard.

Het lijden van patiënt bestond uit progressief verval van zijn cognitieve functies, waar hij zich voortdurend bewust van was. Patiënt, wiens leven in het teken had gestaan van lezen, scherp formuleren, studeren en discussiëren, was hier als gevolg van zijn aandoening niet meer toe in staat. Hij raakte steeds vaker dingen kwijt en hij kon zijn gedachten niet meer goed onder woorden brengen. Patiënt voelde zich voortdurend onrustig, gefrustreerd en radeloos.

Hij leed onder de wetenschap dat er geen verbetering van zijn situatie mogelijk was en er alleen verslechtering in het verschiet lag. Patiënt voelde zich ontredderd en wilde verdere ontluistering niet meemaken.

Patiënt ervoer zijn lijden als ondraaglijk. De arts was ervan overtuigd dat het lijden voor patiënt ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor patiënt aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Uit de stukken kan worden afgeleid dat de arts en de specialisten patiënt voldoende hebben voorgelicht over de situatie waarin hij zich bevond en zijn vooruitzichten.

b. Verzoek tot levensbeëindiging

Patiënt had eerder met de arts over euthanasie gesproken. Circa drie maanden voor het overlijden heeft patiënt de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht.

Zeven maanden voor het overlijden werd patiënt onderzocht door een onafhankelijke psychiater wegens stemmingsklachten. Volgens de onafhankelijke psychiater konden de stemmingsklachten verklaard worden als een reactief beeld op de ziekte en wat deze met zich meebracht. Er was geen sprake van een depressief toestandsbeeld. Patiënt kon zijn euthanasiewens goed verwoorden en motiveren en de onafhankelijke psychiater achtte patiënt wilsbekwaam ten aanzien van zijn verzoek.

De arts heeft over een lange periode intensieve gesprekken gevoerd met patiënt. Tijdens die gesprekken kon patiënt zijn gedachten nog goed verwoorden. De arts twijfelde niet aan de wilsbekwaamheid van patiënt. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek.

c. Consultatie

De arts raadpleegde driemaal dezelfde onafhankelijke SCEN-arts als consulent. De eerste maal bezocht de consulent patiënt circa zes maanden voor de levensbeëindiging nadat hij door de arts over patiënt was geïnformeerd en inzage had gekregen in de relevante medische documentatie. Er was sprake van een vroegtijdige consultatie.

De consulent gaf in zijn consultatieverslag een samenvatting van de ziektegeschiedenis en de aard van het lijden van patiënt. In zijn verslag kwam de consulent mede op basis van het gesprek met patiënt tot de conclusie dat nog niet aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan. Patiënt leed weliswaar uitzichtloos, maar hij ervoer zijn lijden nog niet als ondraaglijk en hij had nog geen concreet verzoek om euthanasie.

De tweede maal bezocht de consulent patiënt circa een maand voor de levensbeëindiging nadat hij door de arts over patiënt was geïnformeerd over de ontwikkeling van het ziekteproces sinds zijn eerste bezoek. De consulent gaf in zijn tweede consultatieverslag een samenvatting van de ontwikkeling van het ziekteproces sinds zijn eerste bezoek. Volgens de consulent was patiënt wilsbekwaam, niet depressief en duurzaam in zijn euthanasiewens.

In zijn verslag kwam de consulent mede op basis van het gesprek met patiënt tot de conclusie dat nog niet aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan. Patiënt had nog steeds geen concreet verzoek om euthanasie, mede omdat hij het moeilijk vond om een datum te bepalen.

De derde maal bezocht de consulent patiënt circa twee weken voor de levensbeëindiging nadat hij opnieuw door de arts over patiënt was geïnformeerd over de ontwikkeling van het ziekteproces sinds zijn tweede bezoek. De consulent gaf in zijn derde consultatieverslag een samenvatting van de ontwikkeling van het ziekteproces sinds zijn tweede bezoek.

Volgens de consulent was er geen sprake van een depressie en hij achtte patiënt wilsbekwaam ten aanzien van zijn verzoek. In zijn verslag kwam de consulent mede op basis van het gesprek met patiënt tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan. Patiënt ervoer zijn lijden inmiddels als ondraaglijk en hij had een concreet verzoek om euthanasie.

d. Uitvoering

De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek uitgevoerd met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012.

Beoordeling

De commissie toetst achteraf het handelen van de arts aan de hand van de zorgvuldigheidseisen vastgelegd in artikel 2 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding.

Gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden is de commissie van oordeel dat de arts tot de overtuiging kon komen dat er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek van de patiënt en van uitzichtloos en ondraaglijk lijden. De arts heeft de patiënt voldoende voorgelicht over de situatie waarin deze zich bevond en over zijn vooruitzichten. De arts is met patiënt tot de overtuiging kunnen komen dat er voor de situatie waarin hij zich bevond geen redelijke andere oplossing was. De arts heeft tenminste één andere, onafhankelijke arts geraadpleegd, die patiënt heeft gezien en schriftelijk zijn oordeel heeft gegeven over de zorgvuldigheidseisen. De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek medisch zorgvuldig uitgevoerd.

Beslissing

De arts heeft gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen bedoeld in artikel 2 lid 1 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding.