Oordeel 2018-102, zorgvuldig, huisarts, combinatie van aandoeningen, vrijwillig en weloverwogen verzoek, zorgvuldigheidseisen algemeen

Communicatie aan de hand van gesloten vragen

Wegens ernstige afasie door een CVA verliep de communicatie aan de hand van gesloten vragen

Feiten en omstandigheden

Uit de verslaglegging van de arts en de consulent en de overige ontvangen gegevens is gebleken ten aanzien van:

a. Karakter van het lijden, voorlichting en alternatieven

Bij patiënte, een vrouw van 70-80 jaar, werd ongeveer twee maanden voor het overlijden een longcarcinoom vastgesteld. Patiënte zou hiervoor behandeld worden met radio- en chemotherapie, echter werd zij ongeveer een maand voor het overlijden getroffen door een CVA.

Vijf dagen voor het overlijden was er sprake van een recidief CVA met als gevolg volledige uitval van haar rechterlichaamshelft en motorische afasie. Genezing was niet meer mogelijk. De behandeling was uitsluitend nog palliatief van aard.

De medische voorgeschiedenis vermeldde voorts veertien jaar voor het overlijden een slokdarmcarcinoom waar zij curatief voor was behandeld. Het lijden van patiënte bestond uit de lichamelijke aftakeling met ernstige afasie, verlamming van haar rechterlichaamshelft, verlies van mobiliteit, niet meer kunnen slikken, verzwakking, bedlegerigheid en zorgafhankelijkheid. Patiënte leed onder de toenemende fysieke achteruitgang, de beperking in de communicatie ten gevolge van afasie, het vooruitzicht op verdere verslechtering en het gebrek aan enig perspectief.

Patiënte ervoer haar lijden als ondraaglijk. De arts was ervan overtuigd dat het lijden voor patiënte ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor patiënte aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Uit de stukken kan worden afgeleid dat de arts en de specialisten patiënte voldoende hebben voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en haar vooruitzichten.

b. Verzoek tot levensbeëindiging

Patiënte had eerder met de arts over euthanasie gesproken. Drie dagen voor het overlijden heeft patiënte de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht.

Communicatie was goed mogelijk door middel van het stellen van gesloten vragen. Volgens de arts waren er geen tekenen van wilsonbekwaamheid. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek.

c. Consultatie

De arts raadpleegde als consulent een onafhankelijke SCEN-arts. De consulent bezocht patiënte twee dagen voor de levensbeëindiging nadat hij door de arts over patiënte was geïnformeerd en inzage had gekregen in de relevante medische documentatie.

De consulent gaf in zijn verslag een samenvatting van de ziektegeschiedenis en de aard van het lijden van patiënte. De consulent had geen twijfel ten aanzien van de wilsbekwaamheid van patiënte aangaande haar euthanasieverzoek. In zijn verslag kwam de consulent mede op basis van het gesprek met patiënte tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan.

d. Uitvoering

De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek uitgevoerd met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012.

Beoordeling

De commissie toetst achteraf het handelen van de arts aan de hand van de zorgvuldigheidseisen vastgelegd in artikel 2 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding.

Gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden is de commissie van oordeel dat de arts tot de overtuiging kon komen dat er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek van de patiënte en van uitzichtloos en ondraaglijk lijden. De arts heeft de patiënte voldoende voorgelicht over de situatie waarin deze zich bevond en over haar vooruitzichten. De arts is met patiënte tot de overtuiging kunnen komen dat er voor de situatie waarin zij zich bevond geen redelijke andere oplossing was. De arts heeft tenminste één andere, onafhankelijke arts geraadpleegd, die patiënte heeft gezien en schriftelijk zijn oordeel heeft gegeven over de zorgvuldigheidseisen. De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek medisch zorgvuldig uitgevoerd.

Beslissing

De arts heeft gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen bedoeld in artikel 2 lid 1 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding.