Oordeel 2018-15, zorgvuldig, specialist ouderengeneeskunde, dementie, vrijwillig en weloverwogen verzoek, onafhankelijke arts geraadpleegd

Geen onafhankelijk deskundige geraadpleegd

Ondanks het niet raadplegen van een extra onafhankelijk deskundige, kon de arts, zelf specialist ouderengeneeskunde, tot de overtuiging komen dat er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek

Feiten en omstandigheden

Uit de verslaglegging van de arts en de consulent en de overige ontvangen gegevens is gebleken ten aanzien van:

a. Karakter van het lijden, voorlichting en alternatieven

Bij patiënte, een vrouw van 70-80 jaar, werd twee en een half jaar voor het overlijden vasculaire dementie vastgesteld. Na een val vier jaar voor het overlijden had patiënte inzakkingsfracturen van de wervelkolom opgelopen die veel pijn veroorzaakten. Sindsdien ging het lopen moeizaam en was zij ook bang te vallen. Genezing was niet meer mogelijk. De behandeling was uitsluitend nog palliatief van aard.

Het lijden van patiënte bestond uit apraxie en afasie, waardoor zij zich moeilijk kon uiten. Haar korte termijn geheugen was verstoord. Zij was incontinent, had pijn en was beperkt mobiel. Zij was volledig ADL-afhankelijk. Zij leed onder haar afhankelijkheid, vond haar incontinentie verschrikkelijk en kon moeilijk alleen zijn omdat zij dan angstig was en in paniek raakte. Patiënte was altijd een ondernemende, intelligente, sociale vrouw geweest. Zij weigerde pertinent om in een verpleeghuis opgenomen te worden omdat zij vond dat zij daar niet thuis hoorde.

Patiënte ervoer haar lijden als ondraaglijk. De arts was ervan overtuigd dat het lijden voor patiënte ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor patiënte aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten.

Uit de stukken kan worden afgeleid dat de arts en de specialisten patiënte voldoende hebben voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en haar vooruitzichten.

b. Verzoek tot levensbeëindiging

Patiënte had eerder met haar huisarts over euthanasie gesproken. De huisarts vond het verzoek van patiënte te complex. Patiënte meldde zich ruim zes maanden voor het overlijden aan bij de SLK.
De arts heeft driemaal uitvoerig met patiënte over haar verzoek gesproken. Het eerste bezoek vond zes maanden voor het overlijden plaats en daarbij heeft patiënte de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. Patiënte heeft haar verzoek nadien steeds tegenover de arts herhaald.

De arts raadpleegde de behandelend psychiater van patiënte, die haar sinds twee jaar behandelde voor haar angsten als gevolg van haar cognitieve beperkingen. De behandelend psychiater vond patiënte consistent in haar euthanasiewens en achtte haar wilsbekwaam ten aanzien van haar verzoek.

Tijdens de gesprekken die de arts met patiënte voerde, kon zij, ondanks de afasie, in enkele duidelijke zinnen haar euthanasiewens goed verwoorden. Ook haar non-verbale uitingen waren overduidelijk. Patiënte gaf helder, duidelijk en bij volle bewustzijn aan dat zij euthanasie wenste. De arts concludeerde dat patiënte wilsbekwaam was ten aanzien van haar euthanasieverzoek. Zij maakte ook geen depressieve indruk. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek.

c. Consultatie

De arts raadpleegde als consulent tweemaal dezelfde, onafhankelijke SCEN-arts. De arts had via ATACOM een ter zake deskundige psychiater of specialist ouderengeneeskunde gevraagd maar een dergelijke specialist SCEN-arts was in de betreffende SCEN-groep niet voorhanden.

De consulent die vervolgens patiënte bijna zes weken voor de levensbeëindiging bezocht, voelde zich deskundig genoeg om de consultatie te verrichten, nadat hij door de arts over patiënte was geïnformeerd en inzage had gekregen in de relevante medische documentatie.

De consulent gaf in zijn verslag een samenvatting van de ziektegeschiedenis en de aard van het lijden van patiënte. De consulent had de indruk dat patiënte goed wist wat euthanasie inhield. In zijn verslag kwam de consulent mede op basis van het gesprek met patiënte tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan.

Ruim twee weken voor het overlijden, nam de arts opnieuw contact op met de consulent omdat er zes weken waren verstreken sinds de consultatie. De consulent nam kennis van het laatste gespreksverslag dat was opgesteld door de arts en sprak met de arts over de recente situatie van patiënte. Hieruit concludeerde de consulent dat nog steeds aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan.

d. Uitvoering

De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek uitgevoerd met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012.

Beoordeling

De commissie toetst achteraf het handelen van de arts aan de hand van de zorgvuldigheidseisen vastgelegd in artikel 2 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding.

De commissie is van mening dat bij patiënten die zich in een proces van dementie bevinden met grote behoedzaamheid moet worden gereageerd op een verzoek om levensbeëindiging. Twijfel kan immers bestaan over de vraag of een patiënt die aan dementie lijdt wilsbekwaam is en of het verzoek van een dergelijke patiënt, gezien de aard van de aandoening, vrijwillig en weloverwogen is. In deze casus heeft de arts getracht via ATACOM een SCEN-arts met expertise op het gebied van dementie en wilsbekwaamheid te raadplegen, maar deze was niet beschikbaar. Wel heeft de geraadpleegde SCEN-arts, een huisarts, aangegeven deskundig genoeg te zijn om de consultatie in dit specifieke geval te kunnen verrichten.

De arts heeft nog overwogen een onafhankelijke deskundige in te schakelen maar gezien de uitspraken van de behandelend psychiater, gezien de eigen deskundigheid van de arts, een specialist ouderengeneeskunde, en de overtuiging van de consulent dat patiënte wilsbekwaam was ten aanzien van haar euthanasieverzoek, heeft hij besloten hiervan af te zien.

Gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden is de commissie van oordeel dat de arts tot de overtuiging kon komen dat er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek van de patiënte en van uitzichtloos en ondraaglijk lijden. De arts heeft de patiënte voldoende voorgelicht over de situatie waarin deze zich bevond en over haar vooruitzichten. De arts is met patiënte tot de overtuiging kunnen komen dat er voor de situatie waarin zij zich bevond geen redelijke andere oplossing was. De arts heeft tenminste één andere, onafhankelijke arts geraadpleegd, die patiënte heeft gezien en schriftelijk zijn oordeel heeft gegeven over de zorgvuldigheidseisen.
De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek medisch zorgvuldig uitgevoerd.

Beslissing

De arts heeft gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen bedoeld in artikel 2 lid 1 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding.