Oordeel 2023-085, zorgvuldig, NVO-melding, hart- of vaataandoening, uitzichtloos en ondraaglijk lijden.

Ondraaglijk en uitzichtloos lijden ten gevolge van een CVA.

In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.

Een vrouw, tussen de 70 en 80 jaar oud, werd ongeveer een jaar voor het overlijden getroffen door een Cerebro Vasculair Accident (CVA). Dit had een rechtszijdige hemiparese tot gevolg, evenals rechtszijdige gevoelsstoornissen en een spraakstoornis. Er was geen stolsel oplossende therapie meer mogelijk. De revalidatieprocedure werd gecompliceerd door het ontstaan van uitgebreide polyneuropathie met tintelingen in de handen en benen. De combinatie van de hemiparese en polyneuropathie leidde tot motorische problemen en balansstoornissen bij patiënte.

Het lijden van patiënte bestond uit het steeds afhankelijker worden van thuis- en mantelzorg door haar hemiparese en progressieve polyneuropathie. Na haar CVA was een tillift nodig voor de transfers van patiënte en zij wilde dat absoluut niet meer meemaken. Ook was zij bang voor een volgend CVA met verdere invalidatie tot gevolg. Daarnaast viel zij herhaaldelijk. De progressie van het ziektebeeld van patiënte en haar toenemende verlies van zelfstandigheid en eigenwaarde waren voor patiënte ondraaglijk.

Patiënte sprak ruim een halfjaar voor het overlijden voor het eerst met de arts over levensbeëindiging. Bijna drie maanden voor het overlijden verzocht patiënte de arts over te gaan tot uitvoering van de levensbeëindiging.

Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. De arts was er voorts van overtuigd dat het lijden voor patiënte ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren voor patiënte geen aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts patiënte voldoende had voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en haar vooruitzichten.

De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent, die patiënte drie dagen voor het overlijden bezocht. De consulent kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen werd voldaan.

De arts voerde vervolgens de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021.

De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.