Oordeel 2024-019, zorgvuldig, NVO-melding, dementie, uitzichtloos en ondraaglijk lijden, vrijwillig en weloverwogen verzoek.

Vrijwillig en weloverwogen verzoek van een patiënt met dementie.

In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.

Patiënt, een man tussen 70 en 80 jaar, had sinds drie jaar voor het overlijden klachten van het geheugen en moeite met het behouden van overzicht. Een jaar voor het overlijden werd de ziekte van Alzheimer gesteld. Er was ook sprake van een lichte vasculaire component. Genezing van dementie is niet mogelijk. Patiënt, een intelligente en geleerde man, leed onder de cognitieve achteruitgang. Hij beschouwde volledige afhankelijkheid als het ergste wat hem kon overkomen. Patiënt was zich volledig bewust van zijn toenemende afhankelijkheid en had er grote moeite mee om zijn vaardigheden te verliezen. Hij sleepte zich door de dag heen. Patiënt was niet meer in staat om deel te nemen aan voor hem plezierige activiteiten. Patiënt ervoer geen kwaliteit van leven meer. Hij ervoer zijn lijden als ondraaglijk.

Patiënt had eerder met zijn huisarts over euthanasie gesproken. De huisarts vond euthanasie bij dementie ingewikkeld en verwees hem naar Expertisecentrum Euthanasie (hierna: EE). De arts heeft patiënt driemaal bezocht. Direct tijdens het eerste gesprek, twee maanden voor het overlijden, heeft patiënt de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. Patiënt heeft zijn euthanasieverzoek meerdere malen herhaald. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. Volgens de arts was patiënt zonder twijfel wilsbekwaam inzake zijn euthanasiewens. De arts was er voorts van overtuigd dat het lijden voor patiënt ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren voor patiënt geen aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts en de specialisten patiënt voldoende hadden voorgelicht over de situatie waarin hij zich bevond en zijn vooruitzichten.

De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent. De consulent bezocht patiënt ongeveer drie weken voor het overlijden en kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen werd voldaan. De consulent achtte patiënt wilsbekwaam ten aanzien van zijn euthanasieverzoek.

De arts voerde vervolgens de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021.

In het geval er bij een patiënt sprake is van dementie wordt van de arts gevraagd met grote behoedzaamheid na te gaan of aan de wettelijke zorgvuldigheidseisen is voldaan, in het bijzonder aan de eisen inzake het vrijwillig en weloverwogen verzoek en het ondraaglijk lijden. Naarmate het ziekteproces bij patiënten met dementie voortschrijdt, neemt de wilsbekwaamheid van de patiënt af.

Als een patiënt met dementie nog wilsbekwaam is ten aanzien van zijn euthanasieverzoek voldoet in het algemeen de reguliere consultatieprocedure kunnen worden volstaan. Nodig is dan wel dat de diagnose dementie lege artis is gesteld. Bij twijfel over de wilsbekwaamheid van de patiënt ligt het voor de hand dat de arts specifiek daarover advies van een onafhankelijk deskundige vraagt. (EuthanasieCode 2022, pagina 49).

De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.