Oordeel 2022-077, zorgvuldig, NVO-melding, dementie, uitzichtloos en ondraaglijk lijden, vrijwillig en weloverwogen verzoek, onafhankelijke arts geraadpleegd.

Patiënt leed ondraaglijk op grond van cognitieve achteruitgang bij dementie. De arts, de consulent en de geraadpleegde specialist ouderengeneeskunde hadden geen twijfel over de wilsbekwaamheid van de patiënt.

In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.

Bij een man, tussen de zeventig en tachtig jaar oud, werd drie jaar voor het overlijden de ziekte van Alzheimer met frontale kenmerken vastgesteld.

Het lijden van de man bestond uit langzaam progressieve cognitieve achteruitgang, zoals geheugenverlies, apraxie, verlies van overzicht en een vertraagd tempo van informatieverwerking. De man kon steeds minder goed alledaagse dingen zelfstandig ondernemen. Ook kon hij zijn hobby’s als hardlopen en fietsen niet meer uitoefenen omdat hij de weg dan kwijt raakte. Afleiding in lezen of tv kijken had de man niet omdat hij dit niet meer kon volgen. Door de cognitieve achteruitgang had de man zijn emoties ook niet goed meer onder controle en kon hij snel geprikkeld of verdrietig raken. De man verloor de regie over zijn leven gaandeweg steeds meer en werd steeds afhankelijker van anderen. Deze situatie frustreerde hem.

De man leed onder het verlies van autonomie en het reële vooruitzicht van verdere cognitieve achteruitgang. Hij vreesde daarbij verdergaande ontluistering. De man ervoer zijn lijden als ondraaglijk.

De man had eerder met de arts over euthanasie gesproken. Ongeveer vier maanden voor het overlijden verzocht de man om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging.

Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. Zij stelde vast dat de man zijn verzoek goed kon verwoorden en ook consistent was in dit verzoek. Zekerheidshalve raadpleegde de arts tweeënhalve maand voor het overlijden een specialist ouderengeneeskunde ter beoordeling van de wilsbekwaamheid van de man. De specialist ouderengeneeskunde concludeerde dat de man wilsbekwaam was ten aanzien van zijn verzoek. Deze conclusie werd tevens door de consulent bevestigd. Hij had geen twijfel over de wilsbekwaamheid van de man ten aanzien van zijn verzoek.

De arts was ervan overtuigd dat het lijden voor de man ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor de man aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts de man voldoende had voorgelicht over de situatie waarin hij zich bevond en zijn vooruitzichten. De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent. Hij bezocht de man negen dagen voor het overlijden en kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen werd voldaan.

De arts voerde de euthanasie vervolgens uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021.

In het geval er bij een patiënt sprake is van dementie wordt van de arts gevraagd met extra behoedzaamheid na te gaan of aan de wettelijke zorgvuldigheidseisen is voldaan, in het bijzonder de eis inzake de vrijwilligheid en weloverwogenheid van het verzoek en het ondraaglijk lijden van de patiënt. Naarmate het ziekteproces bij patiënten met dementie voortschrijdt, neemt de wilsbekwaamheid van de patiënt af. Na verloop van tijd kan de patiënt volledig wilsonbekwaam worden.

Als een patiënt met dementie nog wilsbekwaam is ten aanzien van zijn euthanasieverzoek zal in het algemeen met de reguliere consultatieprocedure kunnen worden volstaan. Nodig is dan wel dat de diagnose dementie lege artis is gesteld. Bij twijfel over de wilsbekwaamheid van de patiënt ligt het voor de hand dat de arts specifiek daarover advies van een deskundige collega vraagt. (EuthanasieCode 2018, herzien versie 2020, pagina 46 en 47).

De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.