Oordeel 2022-027, zorgvuldig, NVO-melding, dementie, uitzichtloos en ondraaglijk lijden, vrijwillig en weloverwogen verzoek, onafhankelijke arts geraadpleegd.

Ondraaglijk lijden op grond van cognitieve achteruitgang bij dementie. De arts, de consulent en geraadpleegde onafhankelijk specialist ouderengeneeskunde hadden geen twijfel over de wilsbekwaamheid van de patiënte.

In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.

Bij een vrouw, tussen de zeventig en tachtig jaar, was sinds vijf jaar voor het overlijden sprake van cognitieve achteruitgang. Ongeveer drie maanden voor het overlijden stelde de arts vast dat sprake was van dementie, meest passend bij de ziekte van Alzheimer of bij een gemengde vorm. Genezing was niet mogelijk.

Het lijden van de vrouw bestond uit progressieve cognitieve achteruitgang, zoals geheugen- en overzichtsverlies en apraxie. Zij overzag de dingen niet meer en ging steeds meer achteruit in het dagelijks functioneren. Soms herkende zij haar naasten niet meer, zij was voortdurend spullen kwijt en ook tot het voeren van een betekenisvol gesprek was zij niet meer in staat. Deze situatie maakte de vrouw angstig, onzeker en ongelukkig. Daarbij wist zij dat verdere cognitieve achteruitgang in het verschiet lag. Zij had grote angst zichzelf verder te verliezen. Dit had zij bij een naaste met een dementieel beeld zien gebeuren en dat wilde zij voor zichzelf absoluut voorkomen. De vrouw ervoer haar lijden als ondraaglijk.

De vrouw had herhaaldelijk met de arts over euthanasie gesproken. Twee maanden voor het overlijden heeft de vrouw de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. Zij stelde daarbij vast dat de vrouw ondanks de cognitieve achteruitgang tot het laatste moment goed in staat was haar verzoek te onderbouwen. De vrouw begreep de consequenties van haar verzoek.  

Zekerheidshalve raadpleegde de arts een maand voor het overlijden een onafhankelijk specialist ouderengeneeskunde. Hij concludeerde dat er geen sprake was van een depressie. Wel constateerde hij een evidente lijdensdruk bij de vrouw door haar cognitieve achteruitgang. De specialist ouderengeneeskunde stelde vast dat de vrouw ondanks deze achteruitgang nog ziektebesef en –inzicht had. Hij achtte de vrouw wilsbekwaam ten aanzien van haar verzoek.

De arts was er ook van overtuigd dat het lijden voor de vrouw ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor de vrouw aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts de vrouw voldoende had voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en haar vooruitzichten.

De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent, die de vrouw vijftien dagen voor het overlijden bezocht. Hij constateerde dat de vrouw haar verzoek helder kon verwoorden en geen tekenen van een depressie vertoonde. De consulent had geen twijfels over de wilsbekwaamheid van de vrouw terzake. Hij kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen werd voldaan.

De arts voerde de euthanasie vervolgens uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021.

In het geval er bij een patiënt sprake is van dementie wordt van de arts gevraagd met extra behoedzaamheid na te gaan of aan de wettelijke zorgvuldigheidseisen is voldaan, in het bijzonder de eis inzake de vrijwilligheid en weloverwogenheid van het verzoek en het ondraaglijk lijden van de patiënt. Naarmate het ziekteproces bij patiënten met dementie voortschrijdt, neemt de wilsbekwaamheid van de patiënt af. Na verloop van tijd kan de patiënt volledig wilsonbekwaam worden.

Als een patiënt met dementie nog wilsbekwaam is ten aanzien van zijn euthanasieverzoek zal in het algemeen met de reguliere consultatieprocedure kunnen worden volstaan. Nodig is dan wel dat de diagnose dementie lege artis is gesteld. Bij twijfel over de wilsbekwaamheid van de patiënt ligt het voor de hand dat de arts specifiek daarover advies van een deskundige collega vraagt. (EuthanasieCode 2018, herzien versie 2020, pagina 46 en 47).

De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.