Oordeel 2022-102, zorgvuldig, NVO-melding, kanker, vrijwillig en weloverwogen verzoek.

Patiënt was niet meer in staat om te praten. De consulent heeft patiënt schriftelijke vragen laten beantwoorden en bezocht hem een tweede keer om door middel van een hoofdknik te laten bevestigen dat het om de antwoorden van patiënt ging.

In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.

Bij een man, tussen de 70 en 80 jaar, werd enkele maanden voor het overlijden strottenhoofdkanker vastgesteld, alsmede een maligniteit in de slokdarm. Patiënt kreeg sondevoeding, omdat hij niet meer in staat was te eten en te drinken. Hij ervoer daarnaast veel last van speekselvloed en kwijlen en leed aan zijn toenemende afhankelijkheid. Patiënt was voorts wegens zijn tracheostoma niet meer in staat om verbaal te communiceren.

Patiënt had eerder met de arts over euthanasie gesproken. Ongeveer twee weken voor het overlijden heeft de man de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. De arts was ervan overtuigd dat het lijden voor patiënt ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor de man aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts patiënt voldoende had voorgelicht over de situatie waarin hij zich bevond en zijn vooruitzichten.

De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent. De consulent bezocht patiënt tweemaal, ongeveer twee weken voor het overlijden. Omdat patiënt meer kon spreken, had de consulent specifieke vragen geprint en werd in overleg afgesproken dat patiënt deze vragen schriftelijk kon beantwoorden. De consulent bezocht patiënt hierna een tweede maal, waarbij hij de antwoorden hardop aan patiënt voorlas. Patiënt kon zodoende door middel van een hoofdknik bevestigingen dat het inderdaad om zijn antwoorden ging.

De arts voerde de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021.

De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.