Oordeel 2022-010, zorgvuldig, huisarts, kanker, vrijwillig en weloverwogen verzoek, onafhankelijke arts geraadpleegd.

Nadat de door de arts geraadpleegde specialist ouderengeneeskunde had vastgesteld dat er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek, waren de twijfels bij de consulent weggenomen.

De consulent kon aanvankelijk niet goed inzicht krijgen in de euthanasiewens van patiënt tijdens de twee gesprekken die zij voerden, mede doordat patiënt afatisch was. In overleg met de arts raadpleegde de consulent een specialist ouderengeneeskunde, die concludeerde dat patiënt een vrijwillig en weloverwogen verzoek uitte. Dit nam de twijfels bij de consulent voldoende weg en deze concludeerde dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan.

Introductie van de casus

Bij patiënt, een man van tussen de 80-90 jaar, werd ruim vijf maanden voor het overlijden een dubbel tumor vastgesteld. Er was sprake van zowel een longcarcinoom als een glioblastoom (hersentumor). Genezing was niet mogelijk.

Het lijden van patiënt bestond uit voortschrijdende verlammingsverschijnselen aan het rechterbeen, rechterarm en de rechterkant van het gelaat. Tevens was bij patiënt sprake van afasie, dysarthrie en gezichtsvelduitval. Patiënt was valgevaarlijk en hij kon ook met een rollator bijna niet meer lopen.

Patiënt leed aan de reële angst om lichamelijk verder af te takelen. De prognose van patiënt was dat hij te maken zou krijgen met epilepsie, blindheid, hevige hoofdpijn en neurologische uitval. Dit vooruitzicht was voor patiënt afschuwelijk. Hij wilde verdere achteruitgang niet meemaken.

Patiënt en de arts spraken kort nadat de diagnoses waren gesteld voor het eerst in algemene zin over euthanasie. Twee weken voor het overlijden verzocht patiënt om de daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging.

De arts raadpleegde als consulent een onafhankelijke SCEN-arts, die patiënt tweemaal bezocht.

De consulent verzocht, na overleg met de arts, een specialist ouderengeneeskunde om als onafhankelijk deskundige de wilsbekwaamheid inzake de doodswens van patiënt te beoordelen. Dit bezoek vond vijf dagen voor de levensbeëindiging plaats.

De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek uitgevoerd met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021.

Het toetsingskader in het algemeen

In artikel 2, eerste lid, van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (hierna: Wtl) staan de zes zorgvuldigheidseisen waaraan de arts moet voldoen wanneer hij levensbeëindiging op verzoek of hulp bij zelfdoding toepast. De tekst van artikel 2, eerste lid, Wtl is hier te vinden.

Het toetsingskader toegespitst op de casus

In onderhavige melding twijfelde de consulent over de wilsbekwaamheid van patiënt. Gelet hierop zal de commissie nader overwegen over de vrijwilligheid en weloverwogenheid van het verzoek (artikel 2, eerste lid, onder a, WTL).

Overwegingen

Aan de hand van de feiten en omstandigheden ontleend aan het dossier en de mondelinge toelichting, voor zover relevant, overweegt de commissie als volgt.

Vrijwillig en weloverwogen verzoek

Uit de stukken blijkt dat bij patiënt sprake was van afasie. Een patiënt met afasie kan over het algemeen wel een vrijwillig en weloverwogen verzoek doen, maar het probleem zit hem veelal in de (on)mogelijkheden tot het verbaal uiten van zijn wensen en opvattingen. Vaak zal een patiënt met afasie wel op andere manieren uiting kunnen geven aan zijn wil of antwoord kunnen geven op vragen, bijvoorbeeld door in iemands hand te knijpen, of met gelaatsuitdrukkingen en gebaren. Een optie is ook om eenvoudige gesloten vragen te stellen, die de patiënt kan beantwoorden door bijvoorbeeld signalen te geven of met ja of neen te antwoorden. Aldus kan ondanks de taalstoornis van de patiënt een goed beeld worden verkregen van zijn verzoek om euthanasie en de daarvoor vereiste wilsbekwaamheid. Als ook aan de andere zorgvuldigheidseisen is voldaan, maakt dit de uitvoering van een verzoek om euthanasie mogelijk. (EuthanasieCode 2018 pagina 45, herziene versie 2020 pagina 48)

Uit het dossier is het de commissie gebleken dat de arts geen twijfels had over de wilsbekwaamheid van patiënt. De arts kende patiënt al lang en constateerde dat hij zijn euthanasieverzoek, ondanks de ernstige verstoord geraakte spraak, helder en vastberaden uitte. De arts was overtuigd dat patiënt zijn aandoeningen en slechte prognose begreep. Deze overtuiging was gebaseerd op de meerdere en uitvoerige gesprekken die de arts met patiënt had gevoerd. Hij achtte patiënt dan ook wilsbekwaam.

De commissie constateert dat de consulent patiënt bijna twee weken voor het overlijden voor het eerst bezocht. Tijdens dit bezoek kon patiënt zijn ziekte niet benoemen en gaf hij aan geen euthanasiewens te hebben. Om een onjuiste beeldvorming voor de consulent te voorkomen, is na telefonisch overleg met de arts besloten dat de consulent patiënt opnieuw zou bezoeken. Dit deed de consulent elf dagen voor het overlijden. Gedurende het tweede bezoek bleek dat patiënt afatisch was en had daardoor steeds andere woorden gebruikte. Opnieuw had patiënt volgens de consulent geen ziekte-inzicht. Wel stelde de consulent vast dat patiënt aangaf niet meer door te willen. De consulent besloot in overleg met de arts een collega SCEN-arts tevens specialist ouderengeneeskunde als onafhankelijk deskundige te vragen de wilsbekwaamheid te beoordelen.

Deze onafhankelijk deskundige bezocht patiënt vijf dagen voor het overlijden. Zij constateerde dat hij alert was en zijn aandacht goed vastgehouden kon worden. Patiënt kwam adequaat over in het bevestigen of ontkennen van woorden die werden aangedragen vanwege zijn afasie. Patiënt bevestigde tijdens dit gesprek zijn euthanasieverzoek. Volgens de specialist ouderengeneeskunde gaf hij overtuigend aan dat hij de strekking van zijn euthanasieverzoek begreep en bewust was van hoe de uitvoering zou verlopen. Zij concludeerde dan ook dat patiënt wilsbekwaam was.

De commissie constateert dat de consulent na het bezoek van de specialist ouderengeneeskunde vaststelde dat aan alle zorgvuldigheidseisen was voldaan. Hoewel hij in het gesprek met patiënt niet tot de overtuiging kon komen dat sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek, kon hij dit wel nadat de onafhankelijk deskundige had vastgesteld dat patiënt wilsbekwaam was met betrekking tot zijn euthanasiewens. Zijn twijfels over de wilsbekwaamheid van patiënt waren voldoende weggenomen.

De commissie is van oordeel dat de afasie van patiënt het uiten van zijn euthanasieverzoek niet in de weg heeft gestaan. Hierbij neemt de commissie in aanmerking dat de arts zelf geen twijfels had over de wilsbekwaamheid van patiënt en ervan overtuigd was dat patiënt zijn situatie begreep. De arts werd in zijn bevindingen bevestigd door de specialist ouderengeneeskunde die, geholpen door haar ervaring met gesprekstechnieken bij patiënten met afasie, constateerde dat de wensen en inzichten van patiënt duidelijk waren. Ook de consulent concludeerde uiteindelijk dat aan deze zorgvuldigheidseis was voldaan. De arts kon daarmee ondanks de afasie van patiënt tot de overtuiging komen dat er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek.

De commissie is gelet op het voorgaande van oordeel dat de arts tot de overtuiging kon komen dat sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek van patiënt.

Overige zorgvuldigheidseisen

Na het bestuderen van het dossier is de commissie tot de conclusie gekomen dat ook aan de overige zorgvuldigheidseisen is voldaan en dat die geen nadere motivering behoeven. De commissie is van oordeel dat de arts tot de overtuiging kon komen dat er sprake was van uitzichtloos en ondraaglijk lijden. De arts heeft patiënt voldoende voorgelicht over de situatie waarin hij zich bevond en over zijn vooruitzichten. De arts kon met patiënt tot de overtuiging komen dat er voor de situatie waarin hij zich bevond geen redelijke andere oplossing was. De arts heeft ten minste één andere, onafhankelijke arts geraadpleegd, die patiënt heeft gezien en schriftelijk zijn oordeel heeft gegeven over de zorgvuldigheidseisen. De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek medisch zorgvuldig uitgevoerd.

Beslissing

De arts heeft gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen bedoeld in artikel 2, eerste lid, WTL.