Oordeel 2023-114, zorgvuldig, NVO-melding, hart- of vaataandoening, uitzichtloos en ondraaglijk lijden.

Patiënte leed ondraaglijk en uitzichtloos als gevolg van een subarachnoïdale bloeding. 

In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de betreffende melding.

Bij patiënte, een vrouw tussen 60 en 70 jaar, was circa zevenentwintig jaar voor het overlijden sprake van een subarachnoïdale bloeding waarvoor een operatie plaats had gevonden. Hieraan had patiënte een hemiparese rechts, epileptische insulten en spierspasmen overgehouden. Ruim een jaar voor het overlijden werd patiënte getroffen door een groot insult, waardoor haar gezondheidstoestand erg was verslechterd. Er was sprake van ernstig functieverlies. Genezing was niet meer mogelijk. Het lijden van patiënte bestond uit lichamelijke achteruitgang, epileptische insulten en spasmen, ernstige vermoeidheid, pijn en afhankelijkheid. Patiënte was rolstoelafhankelijk en woonde al jaren in een aanleunwoning. Zij wilde niet verhuizen naar een verpleeghuis. Patiënte had vele jaren eerder haar leven weer op kunnen pakken, ondanks alle beperkingen. Na het groot insult waren de klachten van patiënte verergerd. Er was sprake van een knik in haar situatie. Zij was volledig afhankelijk geworden van anderen. Patiënte ervoer haar lijden als ondraaglijk.

Patiënte had met haar huisarts over euthanasie gesproken. De huisarts verwees patiënte naar het Expertisecentrum Euthanasie (EE). Patiënte wendde zich ongeveer twee maanden voor het overlijden tot EE. De arts heeft patiënte viermaal bezocht. Direct tijdens het eerste gesprek, ruim twee maanden voor het overlijden heeft patiënte de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. Patiënte heeft haar euthanasieverzoek meerdere malen herhaald.

Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. De arts was er voorts van overtuigd dat het lijden voor patiënte ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren voor patiënte geen aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts patiënte voldoende had voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en haar vooruitzichten.

De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent, die patiënte circa drie weken voor het overlijden bezocht. De consulent kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen werd voldaan.

De arts voerde vervolgens de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021.

De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.