Oordeel 2023-045, zorgvuldig, NVO-melding, kanker, uitzichtloos en ondraaglijk lijden.

Patiënte leed ondraaglijk en uitzichtloos op basis van een gemetastaseerd niercelcarcinoom.

In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.

Bij een vrouw, tussen de 70 en 80 jaar oud, werd ongeveer negen maanden voor het overlijden een niercelcarcinoom vastgesteld. Patiënte bleek na de diagnose niet operatief te behandelen en onderging verschillende chemotherapieën en later immuuntherapie, zonder resultaat.

Patiënte had een sterke wil om te leven. Zij had veel geleden tijdens de therapieën, maar beleefde dat als draaglijk. Toen enkele weken voor het overlijden bleek dat de metastasen waren toegenomen, ging patiënte snel achteruit. Zij raakte volledig afhankelijk van anderen. Ook was zij voortdurend misselijk en had zij geregeld braakneigingen. Patiënte had het gevecht opgegeven en zag haar situatie in bed als ondraaglijk.

De huisarts van patiënte wilde vanwege geloofsovertuiging geen euthanasie bij patiënte verrichten. Zij begreep het verzoek echter heel goed en begeleidde haar tot het laatste moment. Hierop wendde patiënte zicht tot het Expertisecentrum Euthanasie. Patiënte sprak viermaal met de arts over haar wens tot levensbeëindiging. Vijf dagen voor het overlijden verzocht zij de arts over te gaan tot uitvoering van de levensbeëindiging.

Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. De arts was er voorts van overtuigd dat het lijden voor patiënte ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren voor patiënte geen aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts patiënte voldoende had voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en haar vooruitzichten.

De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent, die patiënte 3 maanden voor het overlijden bezocht. De consulent kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen werd voldaan.

De arts voerde vervolgens de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021.

De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.