Oordeel 2023-010, zorgvuldig, NVO-melding, hart- of vaataandoening, uitzichtloos en ondraaglijk lijden.

Patiënt leed ondraaglijk en uitzichtloos op basis van ernstig vaatlijden.

In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.

Bij een man, tussen de 80 en 90 jaar oud, was sprake van ernstig perifeer arterieel vaatlijden. Een vaatoperatie was technisch niet meer mogelijk. Hiernaast had hij in zijn vroege kinderjaren poliomyelitis gehad en was hij sinds ongeveer tien jaar voor het overlijden bekend met het postpoliosyndroom. Ook werd een aandoening aan het ruggenmerg, cervicale myelopathie, bij patiënt gediagnosticeerd. Door een combinatie van beide neurologische aandoeningen was hij volledig verlamd aan zijn linkerarm en vrijwel volledig verlamd aan zijn rechterarm.

Door zuurstoftekort als gevolg van onvoldoende doorbloeding van het weefsel, leed patiënt aan ischemie van de onderbenen. Dit veroorzaakte ondragelijke pijn voor patiënt. Daarnaast was zijn linkervoet necrotisch geworden. De mogelijkheid tot amputatie werd met patiënt besproken, maar hij wees dit af, omdat hij door zijn verlamde armen dan volledig afhankelijk zou zijn geweest van zorg.

Patiënt besprak zijn verzoek tot levensbeëindiging met de arts ongeveer twee jaar voor het overlijden in algemene zin. Ongeveer twee weken voor het overlijden verzocht patiënt de arts over te gaan tot levensbeëindiging. In verband met de feestdagen wilde patiënt de uitvoering enigszins uitstellen, maar zijn verzoek werd in elk gesprek met de arts herhaald.  

Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. De arts was er voorts van overtuigd dat het lijden voor patiënt ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren voor patiënt geen aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts patiënt voldoende had voorgelicht over de situatie waarin hij zich bevond en zijn vooruitzichten.

De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent, die patiënt drie dagen voor het overlijden bezocht. De consulent kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen werd voldaan.

De arts voerde vervolgens de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021.

De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.