Oordeel 2023-112, zorgvuldig, NVO-melding, aandoening van het zenuwstelsel, uitzichtloos en ondraaglijk lijden, vrijwillig en weloverwogen verzoek.

Patiënte leed ondraaglijk en uitzichtloos als gevolg van ALS.

In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de betreffende melding.

Bij patiënte, een vrouw tussen 70 en 80 jaar, werd acht maanden voor het overlijden amyotrofische laterale sclerose (ALS) in combinatie met fronto temporale dementie (FTD) vastgesteld. De prognose was infaust. Het lijden van patiënte bestond uit lichamelijke en geestelijke achteruitgang. Zij kampte met toenemende spierzwakte, krachtverlies, slikstoornissen, spraakstoornissen en benauwdheid. Patiënte was bang om te stikken of zich ernstig te verslikken. Zij leed voorts onder het vooruitzicht op verdere achteruitgang. Patiënte wilde niet bedlegerig worden en afhankelijk worden van anderen. Patiënte ervoer haar lijden als ondraaglijk.

Patiënte had vlak na de diagnosestelling met de arts, haar huisarts, over euthanasie gesproken. Een week voor het overlijden heeft patiënte de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. Patiënte heeft haar euthanasieverzoek meerdere malen herhaald.

Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. De arts had patiënte leren kennen als een zelfstandige, intelligente vrouw die gewend was haar eigen beslissingen te nemen. De arts twijfelde niet aan de wilsbekwaamheid van patiënte.

De arts was er voorts van overtuigd dat het lijden voor patiënte ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren voor patiënte geen aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts patiënte voldoende had voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en haar vooruitzichten.


De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent. De consulent bezocht patiënte tweemaal. Het eerste bezoek vond ruim twee maanden voor het overlijden plaats. Er was sprake van een vroegconsult. De consulent achtte patiënte wilsbekwaam ten aanzien van haar verzoek. De consulent kwam tot de conclusie dat nog niet aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan, omdat patiënte op dat moment nog geen actueel verzoek had. Op verzoek van de arts bezocht de consulent patiënte vijf dagen voor het overlijden voor een tweede keer. De consulent stelde vast dat patiënte nu een actueel euthanasieverzoek had. Hij achtte patiënte opnieuw volledig wilsbekwaam. De consulent concludeerde in aanvulling op het eerdere verslag dat aan alle zorgvuldigheidseisen werd voldaan.

De arts voerde vervolgens de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021.

De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.