Oordeel 2018-112, zorgvuldig, huisarts, aandoening van het zenuwstelsel, uitzichtloos en ondraaglijk lijden

Progressieve supranucleaire parese (PSP) en supranucleaire blikparese

Een paar maanden voor het overlijden werd de diagnose progressieve supranucleaire parese (PSP) gesteld. Daarnaast was sprake van supranucleaire blikparese en het hypokinetische rigide syndroom.

Feiten en omstandigheden

Uit de verslaglegging van de arts en de consulent en de overige ontvangen gegevens is gebleken ten aanzien van:

a. Karakter van het lijden, voorlichting en alternatieven

Patiënt, een man van 70-80 jaar, leed sinds vier jaar voor het overlijden aan spraakstoornissen die aanvankelijk als conversie werden gediagnosticeerd. Een paar maanden voor het overlijden werd de diagnose progressieve supranucleaire parese (PSP) gesteld. Daarnaast was sprake van supranucleaire blikparese en het hypokinetische rigide syndroom. Tevens had patiënt een claviculafractuur doorgemaakt. Genezing was niet mogelijk. De behandeling was uitsluitend nog palliatief van aard.

Het lijden van patiënt bestond uit dyspnoe, progressieve anarthria, slikstoornissen, vermagering, motorische stoornissen en verminderde mobiliteit. Tevens kampte hij met slijmproductie, hetgeen hij moeizaam kon wegslikken. Patiënt was tot steeds minder in staat en was afhankelijk van de zorg van anderen geworden, hetgeen hij als vreselijk ervoer.

Daarnaast was hij niet meer in staat te genieten van de dingen die voor hem het leven de moeite waard maakten. Hij leed onder de uitzichtloosheid van zijn situatie en het verlies van zelfstandigheid. Patiënt gaf aan dat zijn grens was bereikt. Hij was moegestreden.

Patiënt ervoer zijn lijden als ondraaglijk. De arts was ervan overtuigd dat het lijden voor patiënt ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor patiënt aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Uit de stukken kan worden afgeleid dat de arts en de specialisten patiënt voldoende hebben voorgelicht over de situatie waarin hij zich bevond en zijn vooruitzichten.

b. Verzoek tot levensbeëindiging

Patiënt had eerder met de arts over euthanasie gesproken. Ongeveer één week voor het overlijden heeft patiënt de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. Nadien heeft hij zijn verzoek tegenover de arts meerdere malen herhaald. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek.

c. Consultatie

De arts raadpleegde als consulent een onafhankelijke SCEN-arts. De consulent bezocht patiënt één week voor de levensbeëindiging nadat hij door de arts over patiënt was geïnformeerd en inzage had gekregen in de relevante medische documentatie.

De consulent gaf in zijn verslag een samenvatting van de ziektegeschiedenis en de aard van het lijden van patiënt. De consulent constateerde dat patiënt, ondanks dat hij niet meer in volzinnen kon spreken, goed in staat was zijn verzoek tot euthanasie kenbaar te maken. In zijn verslag kwam de consulent mede op basis van het gesprek met patiënt tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan.

d. Uitvoering

De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek uitgevoerd met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012.

Beoordeling

De commissie toetst achteraf het handelen van de arts aan de hand van de zorgvuldigheidseisen vastgelegd in artikel 2 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding.

Gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden is de commissie van oordeel dat de arts tot de overtuiging kon komen dat er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek van de patiënt en van uitzichtloos en ondraaglijk lijden. De arts heeft de patiënt voldoende voorgelicht over de situatie waarin deze zich bevond en over zijn vooruitzichten. De arts is met patiënt tot de overtuiging kunnen komen dat er voor de situatie waarin hij zich bevond geen redelijke andere oplossing was. De arts heeft tenminste één andere, onafhankelijke arts geraadpleegd, die patiënt heeft gezien en schriftelijk zijn oordeel heeft gegeven over de zorgvuldigheidseisen. De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek medisch zorgvuldig uitgevoerd.

Beslissing

De arts heeft gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen bedoeld in artikel 2 lid 1 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding.