Oordeel 2019-04, zorgvuldig, medisch specialist, hart- of vaataandoening, vrijwillig en weloverwogen verzoek

Afasie

Patiënt kon ondanks zijn afasie veroorzaakt door een CVA zijn euthanasiewens non verbaal en met hulp van zijn echtgenote goed uiten.
 

Feiten en omstandigheden

Uit de verslaglegging van de arts en de consulent en de overige ontvangen gegevens is gebleken ten aanzien van:

a. Karakter van het lijden, voorlichting en alternatieven

Patiënt, een man van 60-70 jaar, werd negen maanden voor het overlijden getroffen door een groot CVA. Hij volgde een intensief revalidatietraject, maar restverschijnselen als hemiparalyse en ernstige afasie persisteerden. Patiënt werd aansluitend aan het revalidatietraject opgenomen in een verpleeghuis. Zijn toestand ging steeds verder achteruit. Genezing was niet mogelijk. De behandeling was uitsluitend palliatief van aard.

Het lijden van patiënt bestond uit de ernstige en blijvende lichamelijke beperkingen als gevolg van het CVA. Hij was afhankelijk van 24-uurs zorg en volledig aan zijn rolstoel gekluisterd. Hij had pijnklachten in zijn arm, hand en been. Patiënt kon zich nauwelijks verbaal uitdrukken en voelde zich gevangen in zijn eigen lichaam. Hij leed onder het verlies van kwaliteit van leven. Patiënt wist dat er geen verbetering van zijn situatie mogelijk was, er alleen verslechtering in het verschiet lag en wilde verdere aftakeling niet meemaken.

Patiënt ervoer zijn lijden als ondraaglijk. De arts was ervan overtuigd dat het lijden voor patiënt ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor patiënt aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Uit de stukken kan worden afgeleid dat de arts en de specialisten patiënt voldoende hebben voorgelicht over de situatie waarin hij zich bevond en zijn vooruitzichten.

b. Verzoek tot levensbeëindiging

Patiënt had eerder met zijn huisarts en behandelend specialist ouderengeneeskunde over euthanasie gesproken. De huisarts vond het verzoek van patiënt invoelbaar, maar te complex om zelf uitvoering aan te geven. De behandelend specialist ouderengeneeskunde wilde wegens haar moverende redenen geen uitvoering geven aan het verzoek van patiënt. Daarom meldde patiënt zich met hulp van een naaste circa een maand voor het overlijden aan bij de SLK. De lijdensdruk van patiënt was dermate hoog, dat een voortvarende procedure noodzakelijk was.

De arts heeft driemaal uitvoerig met patiënt over zijn verzoek gesproken. Patiënt kon als gevolg van de afasie slechts één klank uitstoten. Hij reageerde daarmee verbaal op vragen van de arts. Ook non-verbaal kon patiënt de vragen van de arts beantwoorden, door zijn vuist te ballen, in de hand van de arts te knijpen en door knikken of nee te schudden. Ook ondersteunde de echtgenote van patiënt hem tijdens de gesprekken.

Het eerste gesprek vond anderhalve week voor het overlijden plaats. Direct tijdens dit gesprek heeft patiënt de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. Patiënt heeft zijn verzoek bij de twee daaropvolgende gesprekken tegenover de arts herhaald. De arts twijfelde niet aan de wilsbekwaamheid van patiënt. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek.

Uit psychologisch onderzoek enkele weken voor het overlijden bleek dat er bij patiënt geen sprake was van een depressie.

c. Consultatie

De arts raadpleegde als consulent een onafhankelijke SCEN-arts. De consulent bezocht patiënt vijf dagen voor de levensbeëindiging nadat zij door de arts over patiënt was geïnformeerd en inzage had gekregen in de relevante medische documentatie.

De consulent gaf in haar verslag een samenvatting van de ziektegeschiedenis en de aard van het lijden van patiënt. Ondanks het onvermogen van patiënt om te kunnen spreken, kon hij zich goed uitdrukken tegenover de consulent door middel van gebaren. Daarnaast ondersteunde de echtgenote van patiënt hem tijdens het gesprek.

De consulent achtte patiënt volledig wilsbekwaam ten aanzien van zijn verzoek. In haar verslag kwam de consulent mede op basis van het gesprek met patiënt tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan.

d. Uitvoering

De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek uitgevoerd met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012.

Beoordeling

De commissie toetst achteraf het handelen van de arts aan de hand van de zorgvuldigheidseisen vastgelegd in artikel 2 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding.

De wet bepaalt dat de arts de overtuiging moet hebben gekregen dat er sprake is van een vrijwillig en weloverwogen verzoek van de patiënt. Wat betreft het vereiste dat de arts tot de overtuiging kon komen dat patiënt een vrijwillige en weloverwogen verzoek uitte, overweegt de commissie in deze casus het volgende.

Patiënt kon als gevolg van het grote CVA dat hij had doorgemaakt, zijn wens niet verbaal uiten en kon derhalve het verzoek niet meer onder woorden brengen. Wel kon hij op andere manieren communiceren bijvoorbeeld door handgebaren, door te knikken of door in een hand te knijpen en zijn vuist te ballen. Voor de arts en de consulent was het op basis van de uitingen die de patiënt nog wel kon doen en door diens gedrag voldoende aannemelijk dat sprake is van een vrijwillig en weloverwogen verzoek.

Gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden is de commissie van oordeel dat de arts tot de overtuiging kon komen dat er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek van de patiënt en van uitzichtloos en ondraaglijk lijden. De arts heeft de patiënt voldoende voorgelicht over de situatie waarin deze zich bevond en over zijn vooruitzichten. De arts is met patiënt tot de overtuiging kunnen komen dat er voor de situatie waarin hij zich bevond geen redelijke andere oplossing was. De arts heeft tenminste één andere, onafhankelijke arts geraadpleegd, die patiënt heeft gezien en schriftelijk haar oordeel heeft gegeven over de zorgvuldigheidseisen. De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek medisch zorgvuldig uitgevoerd.

Beslissing

De arts heeft gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen bedoeld in artikel 2 lid 1 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding.