Oordeel 2018-54, zorgvuldig, huisarts, combinatie van aandoeningen, uitzichtloos en ondraaglijk lijden

Verlies van autonomie door ouderdomsaandoeningen

Stapeling van ouderdomsaandoeningen en verdenking op een maligniteit waarbij patiënte geen verdere diagnostiek wenste. Patiënte was uiteindelijk geheel bedlegerig geraakt.

Feiten en omstandigheden

Uit de verslaglegging van de arts en de consulent en de overige ontvangen gegevens is gebleken ten aanzien van:

a. Karakter van het lijden, voorlichting en alternatieven

Bij patiënte, een vrouw van 80-90 jaar, was sprake van diabetes mellitus met polyneuropathie, in het bijzonder aan de benen, en diabetische retinopathie, maculadegeneratie en een chronisch geïnfecteerde fistel op de linkerbil na een heupoperatie, circa anderhalf jaar voor het overlijden. Voorts was sprake van hoesten, gewichtsverlies, verzwakking, misselijkheid en braken, bij verdenking op een maligniteit. Patiënte wenste dienaangaande geen verdere diagnostiek. Genezing was niet meer mogelijk. De behandeling was uitsluitend nog palliatief van aard.

Het lijden van patiënte bestond uit lichamelijke verzwakking, met name in de benen. Patiënte kon nog wel drinken, maar at amper, en was daardoor vermagerd en verder verzwakt. Ook was sprake van gewrichtspijnen. Waar patiënte zich eerder nog met behulp van een scootmobiel kon verplaatsen, was zij aan bed gekluisterd geraakt. Deze gedwongen inactiviteit en verlies van autonomie pasten slecht bij het zelfstandige karakter van patiënte en het sociaal actieve leven dat zij tot op hoge leeftijd had geleid.

Zij leed onder het reële vooruitzicht van verdere lichamelijke achteruitgang. Patiënte voelde haar krachten afnemen en wilde haar levenseinde niet afwachten. Patiënte ervoer haar lijden als ondraaglijk. De arts was ervan overtuigd dat het lijden voor patiënte ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor patiënte aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Uit de stukken kan worden afgeleid dat de arts en de specialisten patiënte voldoende hebben voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en haar vooruitzichten.

b. Verzoek tot levensbeëindiging

Patiënte had eerder met de arts over euthanasie gesproken. Dertien dagen voor het overlijden heeft patiënte de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. Zij herhaalde dat verzoek in daarop volgende gesprekken. Patiënte zette haar verzoek helder uiteen. Er was sprake van een consistent euthanasieverzoek. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek.

c. Consultatie

De arts raadpleegde als consulent een onafhankelijke SCEN-arts. De consulent bezocht patiënte vijf dagen voor de levensbeëindiging nadat hij door de arts over patiënte was geïnformeerd en inzage had gekregen in de relevante medische documentatie.

De consulent gaf in zijn verslag een samenvatting van de ziektegeschiedenis en de aard van het lijden van patiënte. Patiënte toonde een goed ontwikkeld ziektebesef en -inzicht. In zijn verslag kwam de consulent mede op basis van het gesprek met patiënte tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan.

d. Uitvoering

De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek uitgevoerd met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012.

Beoordeling

De commissie toetst achteraf het handelen van de arts aan de hand van de zorgvuldigheidseisen vastgelegd in artikel 2 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding.

Gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden is de commissie van oordeel dat de arts tot de overtuiging kon komen dat er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek van de patiënte en van uitzichtloos en ondraaglijk lijden. De arts heeft de patiënte voldoende voorgelicht over de situatie waarin deze zich bevond en over haar vooruitzichten. De arts is met patiënte tot de overtuiging kunnen komen dat er voor de situatie waarin zij zich bevond geen redelijke andere oplossing was. De arts heeft tenminste één andere, onafhankelijke arts geraadpleegd, die patiënte heeft gezien en schriftelijk zijn oordeel heeft gegeven over de zorgvuldigheidseisen. De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek medisch zorgvuldig uitgevoerd.

Beslissing

De arts heeft gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen bedoeld in artikel 2 lid 1 van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding.