Oordeel 2022-011, zorgvuldig, NVO-melding, hart- of vaataandoening, uitzichtloos en ondraaglijk lijden, vrijwillig en weloverwogen verzoek.

Patiënt leed ondraaglijk ten gevolge van de restverschijnselen na een doorgemaakt CVA. Arts en consulent hadden geen twijfel over de vrijwilligheid en weloverwogenheid van het verzoek.

In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.

Een man, tussen de zeventig en tachtig jaar oud, maakte ongeveer vijftien jaar voor het overlijden een Cerebro Vascular Accidents (CVA, een beroerte) door. Als gevolg daarvan was sprake van hemiparese (halfzijdige verlamming) en hemianopsie (halfzijdige blindheid) links, motorische afasie, een neurogene blaas en neuropathische pijn (zenuwpijn) in de linker lichaamshelft. Sinds geruime tijd voor het overlijden verbleef de man in een verpleeghuis.

De man had een langdurig revalidatietraject gevolgd, maar dit had zijn situatie nauwelijks verbeterd. Het lijden van de man bestond uit de voornoemde restverschijnselen. Hij kon niet goed meer praten en had continu aanwezige hevige neuropathische pijn waarbij hij geen houding kon vinden om dit te verlichten. Voor alle transfers was een tillift nodig en daarbij was de man incontinent voor urine en ontlasting. Hij was volledig zorgafhankelijk geworden en dat was voor hem onverteerbaar. De man ervoer zijn lijden als ondraaglijk.

De man had eerder met diverse specialisten ouderengeneeskunde in het verpleeghuis gesproken over euthanasie. Zij wilden echter niet ingaan op zijn verzoek. Ongeveer een jaar voor het overlijden kreeg de man een andere behandelend specialist ouderengeneeskunde die zijn verzoek wel serieus nam, maar om hem moverende redenen niet aan dit verzoek kon voldoen. Met hulp van de specialist ouderengeneeskunde wendde de man zich tot Expertisecentrum Euthanasie. De arts heeft drie keer met de man over zijn euthanasieverzoek gesproken. Het eerste bezoek vond bijna drie maanden voor het overlijden plaats. Direct tijdens dit eerste gesprek heeft de man om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht.

De arts stelde vast dat de man goed begreep wat hem werd gevraagd, maar dat hij zich door de motorische afasie niet altijd goed kon uiten. Toch kon de man met een aantal woorden en de non-verbale communicatie zijn verzoek voldoende onderbouwen. Daarbij was de echtgenote van de man bij de gesprekken aanwezige ter verduidelijking van de situatie. De arts constateerde geen enkele druk vanuit haar. De arts concludeerde dat de man zich bewust was van de strekking en gevolgen van zijn verzoek. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek.

De arts was ervan overtuigd dat het lijden voor de man ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor de man aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts de man voldoende had voorgelicht over de situatie waarin hij zich bevond en zijn vooruitzichten.

De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent die de man drie weken voor het overlijden bezocht. De consulent stelde vast dat de communicatie ondanks de motorische afasie voldoende duidelijk was. De man kon korte antwoorden formuleren en reageren op gesloten vragen. De consulent concludeerde dat aan de zorgvuldigheidseisen werd voldaan.

De arts voerde de hulp bij zelfdoding uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021.

De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.