Oordeel 2020-86, NVO-melding, dementie, vrijwillig en weloverwogen verzoek, onafhankelijke arts geraadpleegd

De arts en de consulent achtten de man wilsbekwaam, langdurig en zorgvuldig traject bij Expertisecentrum Euthanasie, orgaandonatie.

In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.

Bij de man, tussen de zestig en zeventig jaar, werd zeven jaar voor het overlijden de ziekte van Alzheimer (preseniel) vastgesteld. Het lijden van de man bestond uit cognitieve achteruitgang, zoals geheugenstoornissen, desoriëntatie in tijd en plaats, woordvindstoornissen en apraxie. Hierdoor was hij steeds minder in staat alledaagse handelingen te verrichten. De man verloor steeds meer de grip op zijn dagelijks leven. Dit vergde emotioneel veel van de man en hij ervoer ‘zijn logica’ kwijt te raken. Patiënte leed onder de toenemende afhankelijkheid, de uitzichtloosheid van zijn situatie, het reële vooruitzicht van verdere cognitieve achteruitgang en de angst zichzelf en zijn waardigheid (verder) te verliezen. Met name in de laatste maanden voor het overlijden maakte dit toekomstbeeld hem zeer angstig en verdrietig. De man ervoer zijn lijden als ondraaglijk.

De man had eerder met de huisarts over euthanasie gesproken. Hij verricht om principiële redenen evenwel geen euthanasie. Hierop wendde de man zich drie jaar voor het overlijden tot Expertisecentrum Euthanasie (hierna: EE). Na drie gesprekken werd dit traject on hold gezet omdat de man nog geen concreet verzoek had. Ongeveer veertien maanden voor het overlijden wendde de man zich opnieuw tot EE. De arts heeft negen keer met de man over zijn verzoek gesproken. In eerste instantie was er nog geen actueel verzoek van de man omdat hij zijn lijden ondanks de cognitieve achteruitgang nog draaglijk vond. Tijdens het zevende bezoek van de arts, ongeveer drie maanden voor het overlijden, verzocht de man om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging.

Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. Zij stelde volgens de criteria van Appelbaum vast dat de man zijn verzoek goed kon verwoorden, ziektebesef en –inzicht had en de strekking en consequenties van zijn verzoek begreep. De arts was ervan overtuigd dat het lijden voor de man ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor de man aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts de man voldoende had voorgelicht over de situatie waarin hij zich bevond en zijn vooruitzichten.

De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent. Deze bezocht de man twee maanden voor het overlijden. Zij raadpleegde na het gesprek met de man nog een collega SCEN-arts, tevens specialist ouderengeneeskunde, over de wijze waarop de man zich tijdens het gesprek had uitgedrukt. Na dit intercollegiaal overleg kwam de consulent tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen werd voldaan. Omdat er ten tijde van het bezoek van de consulent nog geen uitvoeringsdatum gepland was wilde de consulent uit zorgvuldigheidsoverwegingen graag nogmaals met de man spreken als de uitvoeringsdatum bekend zou zijn. Gelet hierop sprak de consulent twee weken voor het overlijden telefonisch met de man en concludeerde in een aanvulling op het eerdere verslag dat nog altijd aan de zorgvuldigheidseisen werd voldaan.

De man wilde graag zijn organen doneren. Daarom werd de levensbeëindiging op verzoek in het ziekenhuis uitgevoerd. De arts voerde de euthanasie vervolgens uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012.

De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.