Oordeel 2020-16, zorgvuldig, medisch specialist, dementie, vrijwillig en weloverwogen verzoek

Eerste consulent twijfelde aan wilsbekwaamheid patiënt

Patiënt had semantische dementie. Eerste SCEN-arts concludeert dat niet aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan, omdat deze twijfelde aan de wilsbekwaamheid van patiënt. De arts consulteerde een tweede SCEN-arts, tevens psychiater, die concludeerde dat wel aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan. Gelet op de specifieke deskundigheid van de tweede SCEN-arts kon de arts aan diens conclusie in de onderliggende casus zwaarder belang hechten dan aan de conclusie van de eerste SCEN-arts.

Introductie van de casus

Bij patiënt, een man van 50-60 jaar, werd na een lange periode van klachten een klein jaar voor het overlijden semantische dementie vastgesteld, met prosopagnosie en frontale kenmerken. Genezing was niet mogelijk. In de laatste maanden voor het overlijden ging zijn toestand hard achteruit.

Het lijden van patiënt bestond uit de snelle en progressieve cognitieve achteruitgang, waar hij zich voortdurend bewust van was en waardoor hij zich wanhopig voelde. Hij was tot niets meer in staat en ervoer een enorm verlies van regie over zijn leven. Patiënt voelde zich voortdurend onrustig en raakte gauw overprikkeld.

Patiënt had eerder met zijn huisarts over euthanasie gesproken. De huisarts wilde om hem moverende redenen geen uitvoering geven aan het verzoek van patiënt. Patiënt meldde zich daarom aan bij Expertisecentrum Euthanasie (EE). De arts heeft in een periode van drieënhalve maand, viermaal met patiënt over zijn verzoek gesproken. Tijdens het eerste gesprek heeft patiënt de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht.

De arts raadpleegde twee consulenten. De eerste consulent bezocht patiënt circa drie maanden voor het overlijden. Zij kwam tot de conclusie dat niet was voldaan aan de zorgvuldigheidseisen, omdat zij niet goed kon inschatten of patiënt wilsbekwaam was ten aanzien van zijn verzoek. De arts raadpleegde vervolgens een tweede consulent, een SCEN-arts tevens ouderenpsychiater. Zij bezocht patiënt circa drie weken voor het overlijden. De tweede consulent kwam tot de conclusie dat aan alle zorgvuldigheidseisen was voldaan.

De arts heeft de levensbeëindiging uitgevoerd volgens de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van augustus 2012.

Het toetsingskader in het algemeen

In artikel 2, eerste lid, van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (hierna: WTL) staan de zes zorgvuldigheidseisen waaraan de arts moet voldoen, wanneer hij levensbeëindiging op verzoek of hulp bij zelfdoding toepast. De tekst van artikel 2, eerste lid, van de WTL is hier te vinden.

Het toetsingskader toegespitst op de casus

In deze casus heeft de commissie expliciet stilgestaan bij de zorgvuldigheidseis met betrekking tot het vrijwillig en weloverwogen verzoek van patiënt, artikel 2, eerste lid onder a, WTL.

Overwegingen

Aan de hand van de feiten en omstandigheden ontleend aan het dossier en voor zover relevant overweegt de commissie als volgt.

Vrijwillig en weloverwogen verzoek

Uit de stukken volgt dat er bij patiënt semantische dementie was vastgesteld. De commissie overweegt dat in een dergelijke situatie bijzondere aandacht moet uitgaan naar de wilsbekwaamheid van patiënt.

In het modelverslag heeft de arts uitgebreid gemotiveerd waarom hij vond dat patiënt wilsbekwaam was. Volgens de arts had patiënt weliswaar ernstige geheugenstoornissen, maar was hij zich bewust van zijn ziekte en het feit dat zijn ziekte snel progressief was.

De commissie stelt vast dat de eerste consulent twijfelde aan de wilsbekwaamheid van patiënt. Volgens de eerste consulent begreep patiënt haar vragen vaak niet. Bovendien vermoedde zij dat er aanwijzingen waren voor theatrale en dwangmatige persoonlijkheidstrekken, die ook het contact in de weg stonden. In haar verslag vermeldde zij met betrekking tot haar conclusie niet te weten of patiënt wilsbekwaam is, dat het zou kunnen dat een psychiater/SCEN-arts tot een andere conclusie zou komen.

De commissie constateert dat de arts, na het negatieve SCEN-advies van de eerste consulent, een tweede consulent heeft geraadpleegd. De tweede consulent was een SCEN-arts, tevens psychiater. Uit het verslag van de tweede consulent blijkt dat deze, naast het toetsen van de vier zorgvuldigheidseisen, specifieke aandacht heeft besteed aan de wilsbekwaamheid van patiënt.

Volgens de tweede consulent was er geen sprake van een psychotische of depressieve stoornis. Nadat de diagnose dementie bij patiënt gesteld was, heeft hij meerdere keren bij verscheidene hulpverleners te kennen gegeven zo niet verder te willen leven en euthanasie te willen. Patiënt was zich bewust van zijn ziekte en was consistent in zijn euthanasieverzoek. Zij achtte patiënt wilsbekwaam ten aanzien van zijn euthanasieverzoek. Volgens de tweede consulent was aan de wettelijke zorgvuldigheidseisen voldaan.

De commissie betrekt in haar oordeel dat de arts na het negatieve advies van de eerste consulent, nader onderzoek heeft laten doen naar de wilsbekwaamheid van patiënt door een tweede, ter zake deskundige, consulent te raadplegen. Voor de commissie is daarmee vast komen te staan dat de arts zich grote rekenschap heeft gegeven van de wilsbekwaamheid van patiënt. Naar het oordeel van de commissie kan de arts, gelet op de specifieke deskundigheid van de tweede consulent, aan diens conclusie in de onderliggende casus zwaarder belang hechten dan aan de conclusie van de eerste consulent.

De commissie is gezien het voorgaande dan ook van oordeel dat de arts tot de overtuiging kon komen dat sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek van patiënt.

Overige Zorgvuldigheidseisen

Na het bestuderen van het dossier is de commissie tot de conclusie gekomen dat ook aan de overige zorgvuldigheidseisen is voldaan en dat die geen nadere motivering behoeven. Gelet op bovenstaande feiten en omstandigheden is de commissie van oordeel dat de arts tot de overtuiging kon komen dat er sprake was van uitzichtloos en ondraaglijk lijden. De arts heeft patiënt voldoende voorgelicht over de situatie waarin hij zich bevond en over haar vooruitzichten. De arts is met patiënt tot de overtuiging kunnen komen dat er voor de situatie waarin hij zich bevond geen redelijke andere oplossing was. De arts heeft ten minste één andere, onafhankelijke arts geraadpleegd, die patiënt heeft gezien en schriftelijk haar oordeel heeft gegeven over de zorgvuldigheidseisen. De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek medisch zorgvuldig uitgevoerd.

Beslissing

De arts heeft gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen bedoeld in artikel 2, eerste lid, WTL.