Oordeel 2023-016, zorgvuldig, NVO-melding, kanker, uitzichtloos en ondraaglijk lijden, onafhankelijke arts geraadpleegd.

Patiënte leed ondraaglijk en uitzichtloos op basis van longkanker. Daarnaast was sprake van angst- en paniekklachten, maar een onafhankelijk psychiater is niet geraadpleegd.

In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.

Bij een vrouw, tussen de 70 en 80 jaar oud, werd ongeveer twee weken voor het overlijden de diagnose longkanker gesteld. Hiernaast was patiënte bekend met chronische stemmings-, angst- en paniekklachten.

Patiënte ging door haar longkanker achteruit in haar gezondheid. Er was in toenemende mate sprake van benauwdheid, misselijkheid en pijnklachten. Uiteindelijk werd patiënte bedlegerig. De reeds jarenlang bestaande angsten van patiënte werden voorts versterkt door haar slechte gezondheid. Zo had zij angst voor de pijn en voor verdere achteruitgang.

Patiënte wenste weloverwogen geen behandeling voor de longkanker, deels omdat hierdoor haar angsten alleen maar zouden toenemen. Zij sprak anderhalve week voor het overlijden met de arts over levensbeëindiging. Bij herhaling verzocht patiënte de arts in meerdere gesprekken over te gaan tot uitvoering van de levensbeëindiging.

Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. Patiënte gaf aan niet te willen starten met een morfinepomp, omdat zij helder wilde blijven gedurende het euthanasietraject. Zij kon goed vertellen welke behandelmogelijkheden met haar waren besproken en zag hier weloverwogen vanaf. Volgens de arts was het duidelijk dat zij wilsbekwaam was ter zake. De arts was er voorts van overtuigd dat het lijden voor patiënte ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren voor patiënte geen aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts patiënte voldoende had voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en haar vooruitzichten.

De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent, die patiënte enkele dagen voor het overlijden bezocht. De consulent constateerde dat de levenslange depressieve- en angstklachten wellicht bijdroegen aan de stervenswens, maar dit was geenszins doorslaggevend. Patiënte gaf pas een stervenswens aan nadat de diagnose longkanker was gesteld. De consulent kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen werd voldaan.

De arts raadpleegde geen onafhankelijk psychiater. In deze melding werd het lijden van patiënte weliswaar versterkt door de aanwezige angsten, maar de werkelijke oorzaak van het lijden werd bepaald door de aanwezige longtumor, waardoor patiënte al in een cachectische toestand verkeerde. Voorts had de arts nadrukkelijk gereflecteerd op de invloed van de psychische component, zowel met de consulent als met een begeleider. Hierdoor was het achterwege blijven van extra raadpleging van deskundigen in deze melding te billijken.

De arts voerde vervolgens de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021.

De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.