Oordeel 2022-123, zorgvuldig, NVO-melding, kanker, uitzichtloos en ondraaglijk lijden.

Patiënt leed uitzichtloos en ondraaglijk op basis van een rectumcarcinoom.

In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.

Bij een man, tussen de 60 en 70 jaar oud, werd ruim tien jaar voor het overlijden een rectumcarcinoom gediagnosticeerd. Aanvankelijk werd een curatieve behandeling ingezet, waarbij patiënt geopereerd en bestraald werd. Ongeveer drie jaar voor het overlijden kreeg patiënt  hoestklachten. Op de  scan werden  metastasen gezien in  de bijnieren. Chemotherapie en immunotherapie werden ingezet met een redelijke respons, maar uiteindelijk was de kanker toch te snel progressief.

Patiënt leed aan het steeds afhankelijker worden van derden. Hij moest geholpen worden met zijn dagelijkse verzorging. Hij was incontinent voor urine, maar wilde geen katheter. Hij kwam nog maar met moeite de trap op, maar wilde geen bed in de woonkamer. Patiënt voelde zich steeds minder zichzelf, maar wenste tot het laatste moment de regie te houden die hij gedurende zijn leven had gehad. Voorts leed hij aan de algehele achteruitgang en de bijkomende invaliderende vermoeidheid.

Patiënt had regelmatig met de arts over euthanasie gesproken. Vijf dagen voor het overlijden vroeg patiënt de arts om uitvoering van zijn verzoek tot levensbeëindiging.

Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. De arts was er van overtuigd dat het lijden voor patiënt ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren voor patiënt geen aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts patiënt voldoende had voorgelicht over de situatie waarin hij zich bevond en zijn vooruitzichten.

De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent, die patiënt twee dagen voor het overlijden bezocht. De consulent kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen werd voldaan.

De arts voerde vervolgens de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021.

De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.