Oordeel 2022-099, onzorgvuldig, huisarts, kanker, onafhankelijke arts geraadpleegd.

Bij patiënte werd galwegkanker vastgesteld. Zij verzocht tegelijkertijd met haar echtgenoot om euthanasie (duo-euthanasie). Voor het echtpaar is één en dezelfde consulent geraadpleegd.

 

In deze melding verzocht patiënte tegelijkertijd met haar echtgenoot om euthanasie. Het echtpaar verbleef samen in een verpleeghuis. De arts heeft bij beide meldingen zelf de levensbeëindiging uitgevoerd. Hij heeft één consulent geraadpleegd, die beide echtelieden op dezelfde dag heeft bezocht.

In geval van een duo-euthanasie verwachten de commissies dat de arts of artsen voor ieder van de partners een andere consulent raadpleegt. Dit is nodig om te waarborgen dat iedere casus afzonderlijk wordt beoordeeld. Beide consulenten moeten zich ervan vergewissen, dat er geen oneigenlijke druk bestaat van de ene partner op (het euthanasieverzoek van) de andere partner. (EuthanasieCode 2018 herziene versie 2020. blz.31 par. 3.6). Dat is in deze melding niet gebeurd. Naar het oordeel van de commissie heeft de arts daarom niet voldaan aan het vereiste om ten minste één andere, onafhankelijke, arts te raadplegen

Introductie van de casus

Bij patiënte, een vrouw van tussen 70-80 jaar, werd na langer bestaande klachten een maand voor het overlijden een gemetastaseerd galwegcarcinoom (uitgezaaide galwegkanker) met forse ascites (vochtophoping in de buikholte) geconstateerd. Genezing was niet meer mogelijk.

Het lijden van patiënte bestond uit snel conditieverlies, kortademigheid door de ascites en misselijkheid die ook met medicatie niet onder controle was. Zij kon niet meer eten en alleen nog kleine beetjes drinken, maar ook dat hield zij niet altijd binnen. Patiënte was in korte tijd volledig bedlegerig geworden. Door het oedeem van haar rug en benen kon patiënte niet meer draaien in bed, waardoor zij slecht sliep en zeer vermoeid raakte. Zij leed onder het snelle verlies aan autonomie en het gebrek aan perspectief. Zij ervoer haar lijden als ondraaglijk.

Patiënte had eerder met de arts over euthanasie gesproken. Zes dagen voor het overlijden heeft patiënte de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. Zij gaf aan gelijktijdig met haar echtgenoot, die eveneens ernstig ziek was, te willen overlijden.

De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts, die patiënte en haar echtgenoot vier dagen voor de levensbeëindiging bezocht.

De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek uitgevoerd met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021.

Het toetsingskader in het algemeen

In artikel 2, eerste lid, van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding (hierna: Wtl) staan de zes zorgvuldigheidseisen waaraan de arts moet voldoen wanneer hij levensbeëindiging op verzoek of hulp bij zelfdoding toepast. De tekst van artikel 2, eerste lid, Wtl is hier te vinden.

Het toetsingskader toegespitst op de casus

In de onderhavige melding is sprake van een patiënte die tegelijkertijd met haar echtgenoot verzocht om euthanasie. In deze gevallen dient voor beide echtelieden afzonderlijk een onafhankelijke arts geraadpleegd te worden die een schriftelijk oordeel geeft over de zorgvuldigheidseisen a t/m d. Dat is in deze melding niet gebeurd. Om die reden zal de commissie dan ook verder ingaan op de zorgvuldigheidseis inzake de raadpleging van ten minste één onafhankelijke arts (artikel 2, eerste lid onder e, WTL).

Op 6 juli 2022 is de EuthanasieCode 2022 gepubliceerd. De commissie merkt daarbij op dat de EuthanasieCode 2022 op de onderdelen die relevant zijn voor dit oordeel nagenoeg gelijkluidend zijn aan die van de EuthanasieCode 2018, herziene versie 2020 (EC2018/2020).

Overwegingen

Aan de hand van de feiten en omstandigheden ontleend aan het dossier en de mondelinge toelichting, voor zover relevant, overweegt de commissie als volgt. 

Raadplegen van ten minste één andere, onafhankelijke arts
De wet spreekt met betrekking tot de consulent van een ‘onafhankelijke arts’. Onafhankelijkheid betekent in deze context dat de consulent in staat is een eigen oordeel te geven. Daarbij gaat het om onafhankelijkheid ten opzichte van zowel de arts als de patiënte. Ook de schijn van niet- onafhankelijkheid moet worden voorkomen. Daarom is van belang dat de consulent in zijn verslag ingaat op zijn relatie met de arts en de patiënte (EC 2018/2020, pagina’s 30-31).

Soms komt het voor dat twee partners tegelijkertijd een euthanasieverzoek doen. Indien op beide verzoeken wordt ingegaan wordt dit wel ‘duo-euthanasie’ genoemd. De commissies verwachten dat de arts of artsen in zo’n geval voor ieder van de partners een andere consulent raadpleegt. Dit is nodig om de onafhankelijkheid van de consulent te waarborgen ten aanzien van beide euthanasieverzoeken. Een consulent die adviseert over het euthanasieverzoek van de ene partner, is daarmee immers indirect ook betrokken bij het euthanasieverzoek van de andere partner, en kan beide verzoeken daardoor niet meer geheel afzonderlijk beoordelen. Beide consulenten moeten zich ervan vergewissen dat er geen oneigenlijke druk bestaat van de ene partner op (het euthanasieverzoek van) de andere partner (EC 2018/2020, pagina 31).

Na eerste bestudering van de stukken was het de commissie opgevallen dat voor beide echtelieden slechts één consulent was geraadpleegd. Voor de commissie was daarom een aantal zaken nog onduidelijk.

Zij besloot om de arts schriftelijk te vragen om aanvullende informatie. Ook na het schriftelijke antwoord van de arts had de commissie nog een aantal vragen, waarna de arts en consulent zijn uitgenodigd voor het geven van een mondelinge toelichting. Desgevraagd verklaarden zij - zakelijk weergegeven - het volgende:

De arts en consulent hadden telefonisch contact waarbij de arts aangaf dat hij een SCEN- consultatie had aangevraagd voor een echtpaar. De consulent antwoordde hierop dat hij het echtpaar zou bezoeken. De consulent verklaarde desgevraagd dat hij de aanvraag van patiënte en haar echtgenoot niet zag als een duo-euthanasie maar als twee afzonderlijke SCEN-consultaties. Patiënte en haar echtgenoot verbleven samen in een verpleeghuis. De consulent bezocht hen op één en dezelfde dag. Er vond allereerst een gesprek plaats tussen patiënte en de consulent, en vervolgens een gesprek tussen de echtgenoot van patiënte en de consulent. De consulent sprak beide echtelieden ook voor een gedeelte afzonderlijk van elkaar, onder vier ogen. Naar aanleiding van deze gesprekken concludeerde de consulent dat aan de zorgvuldigheidseisen werd voldaan. De arts en consulent verklaarden dat zij niet bekend waren met de betreffende passage uit de EC 2018/2020, waaruit volgt dat er bij een duo-euthanasie voor elk van de echtelieden afzonderlijk een consulent geraadpleegd moet worden.

De commissie constateert dat de EC 2018/2020 op dit punt helder is en van de arts wordt verwacht dat hij voor ieder van de echtelieden een andere consulent raadpleegt. Hoewel de commissie geen reden heeft om er aan te twijfelen dat de consulent beide casus afzonderlijk van elkaar heeft beoordeeld, is de commissie desondanks van oordeel dat deze situatie niet wenselijk is. Nu de consulent zowel patiënte als haar echtgenoot heeft bezocht in het kader van hun euthanasieverzoek, kan de schijn van niet-onafhankelijkheid ten opzichte van patiënte niet vermeden worden.

Nu de arts niet twee afzonderlijke consulenten heeft geraadpleegd, heeft hij niet gehandeld conform de gestelde norm in de EC2018/2020. De arts heeft geen overtuigende redenen aangevoerd waarom van deze norm afgeweken zou kunnen worden. De commissie neemt hierbij in haar overweging mee dat de consulent desgevraagd verklaarde dat het mogelijk was geweest om twee verschillende consulenten de echtelieden te laten bezoeken indien de arts daar om had verzocht.

Gelet op het voorgaande oordeelt de commissie dan ook dat de arts niet overeenkomstig de zorgvuldigheidseis van artikel 2, eerste lid onder e heeft gehandeld. Patiënte en haar echtgenoot hadden moeten worden gezien door twee afzonderlijke consulenten en de arts heeft geen overtuigende argumenten aangevoerd waarom van dit vereiste afgeweken had mogen worden.

Ten slotte merkt de commissie op dat zij niet twijfelt aan de goede bedoelingen en de integriteit van de arts en consulent. De arts heeft zich tijdens de mondelinge toelichting transparant en toetsbaar opgesteld. Het is de commissie duidelijk geworden dat de arts zeer betrokken was bij patiënte en de euthanasie heeft uitgevoerd terwijl hij al niet meer de behandelend arts was van patiënte. De commissie waardeert dat de arts heeft gereflecteerd op zijn handelen en lering uit de situatie heeft getrokken.

De commissie is gelet op het voorgaande dan ook van oordeel dat de arts niet heeft voldaan aan het vereiste van het raadplegen van ten minste één andere, onafhankelijke arts, die patiënte heeft gezien en schriftelijk zijn oordeel heeft gegeven over de zorgvuldigheidseisen.

Overige zorgvuldigheidseisen
Na het bestuderen van het dossier is de commissie tot de conclusie gekomen dat wel aan de overige zorgvuldigheidseisen is voldaan en dat die geen nadere motivering behoeven. De commissie is van oordeel dat de arts tot de overtuiging kon komen dat er sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek van patiënte en van uitzichtloos en ondraaglijk lijden. De arts heeft patiënte voldoende voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en over haar vooruitzichten. De arts kon met patiënte tot de overtuiging komen dat er voor de situatie waarin zij zich bevond geen redelijke andere oplossing was. De arts heeft de levensbeëindiging op verzoek medisch zorgvuldig uitgevoerd.

Beslissing

De arts heeft niet gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen bedoeld in artikel 2, eerste lid, Wtl.