Oordeel 2023-103, zorgvuldig, NVO-melding, dementie, uitzichtloos en ondraaglijk lijden, vrijwillig en weloverwogen verzoek.

Vrijwillig en weloverwogen verzoek van een patiënte met de ziekte van Alzheimer.  

In het geval er bij een patiënt sprake is van dementie wordt van de arts gevraagd met grote behoedzaamheid na te gaan of aan de wettelijke zorgvuldigheidseisen is voldaan, in het bijzonder aan de eisen inzake het vrijwillig en weloverwogen verzoek en het ondraaglijk lijden. Naarmate het ziekteproces bij patiënten met dementie voortschrijdt, neemt de wilsbekwaamheid van de patiënt af.

Als een patiënt met dementie nog wilsbekwaam is ten aanzien van zijn euthanasieverzoek voldoet in het algemeen de reguliere consultatieprocedure kunnen worden volstaan. Nodig is dan wel dat de diagnose dementie lege artis is gesteld. Bij twijfel over de wilsbekwaamheid van de patiënt ligt het voor de hand dat de arts specifiek daarover advies van een onafhankelijk deskundige vraagt. (EuthanasieCode 2022, pagina 49).

In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de betreffende melding.

Bij patiënte, een vrouw tussen 70 en 80 jaar, werd twee jaar voor het overlijden de ziekte van Alzheimer vastgesteld. Genezing van de ziekte van Alzheimer is niet mogelijk.

Het lijden van patiënte bestond uit toenemende cognitieve achteruitgang, met name vergeetachtigheid en woordvindstoornissen. Patiënte, die altijd een zeer zelfstandige vrouw was geweest, leed onder haar toenemende afhankelijkheid. Zij vond het vreselijk om aan anderen te vragen wat zij zelf nog goed had kunnen weten. Patiënte werd hierdoor ontzettend onzeker. Patiënte ervoer geen kwaliteit van leven meer. Zij wilde niet verder aftakelen en ervoer haar lijden als ondraaglijk.

Patiënte had eerder met de arts, haar huisarts, over euthanasie gesproken. Ongeveer acht weken voor het overlijden heeft patiënte de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. Patiënte heeft haar euthanasieverzoek meerdere malen herhaald.

Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. De arts vond patiënte, ondanks de cognitieve stoornissen, consistent in haar verzoek. De arts achtte patiënte wilsbekwaam ten aanzien van haar verzoek. Voorts was de arts er van overtuigd dat het lijden voor patiënte ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren voor patiënte geen aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts patiënte voldoende had voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en haar vooruitzichten.

De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent, die patiënte drieënhalve week voor het overlijden bezocht. De consulent achtte patiënte wilsbekwaam ten aanzien van haar euthanasieverzoek en kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen werd voldaan.

De arts voerde vervolgens de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021.

De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.