Oordeel 2023-086, zorgvuldig, NVO-melding, dementie, vrijwillig en weloverwogen verzoek.

Vrijwillig en weloverwogen verzoek bij een patiënt met de ziekte van Alzheimer.

In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.

Bij een man, tussen de 70 en 80 jaar oud, werd bijna een jaar voor het overlijden de ziekte van Alzheimer vastgesteld. Hiervoor bestaan geen curatieve behandelopties. Wel werd een casemanager dementie ingezet, die dagbesteding met patiënt besprak. Hier voelde patiënt echter niets voor. Een verpleeghuisopname wilde patiënt voorkomen.

Patiënt was meermaals getuige geweest van het ziekteverloop bij familieleden en dit beeld beangstigde hem zeer. Hij was altijd een zeer actieve, fitte en zelfstandige man. Patiënt werd echter toenemend beperkt in zijn dagelijkse bezigheden. Hij wilde onder geen beding zo hulpbehoevend worden zoals hij bij zijn familieleden had gezien. Patiënt vond het daarnaast een verschrikkelijk idee om op termijn zijn familieleden en vrienden niet meer te herkennen. Bovendien werd de wereld van patiënt verkleind door bijkomende oogproblemen.

Enkele maanden nadat de diagnose bekend was, sprak patiënt voor het eerst met de arts over levensbeëindiging. Ruim vier maanden voor het overlijden sprak patiënt nogmaals met de arts over levensbeëindiging, maar was het moment van uitvoeren voor patiënt nog niet aan de orde. Patiënt bemerkte echter toenemend achteruitgang, waarbij hij bijvoorbeeld last kreeg van hallucinaties. Hij wilde niet te laat zijn met zijn euthanasieverzoek en verzocht de arts twee maanden voor het overlijden om de euthanasie twee maanden later uit te voeren.  

Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. De arts achtte patiënt volledig wilsbekwaam en werd hierin gesteund door een geraadpleegde specialist ouderengeneeskunde.

De arts was er voorts van overtuigd dat het lijden voor patiënt ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren voor patiënt geen aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts patiënt voldoende had voorgelicht over de situatie waarin hij zich bevond en zijn vooruitzichten.

De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent, die patiënt ongeveer vijf weken voor het overlijden bezocht. De consulent kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen werd voldaan.

De arts voerde vervolgens de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021.

In het geval er bij een patiënt sprake is van dementie wordt van de arts gevraagd met grote behoedzaamheid na te gaan of aan de wettelijke zorgvuldigheidseisen is voldaan, in het bijzonder aan de eisen inzake het vrijwillig en weloverwogen verzoek en het ondraaglijk lijden. Naarmate het ziekteproces bij patiënten met dementie voortschrijdt, neemt de wilsbekwaamheid van de patiënt af.

Als een patiënt met dementie nog wilsbekwaam is ten aanzien van zijn euthanasieverzoek voldoet in het algemeen de reguliere consultatieprocedure kunnen worden volstaan. Nodig is dan wel dat de diagnose dementie lege artis is gesteld. Bij twijfel over de wilsbekwaamheid van de patiënt ligt het voor de hand dat de arts specifiek daarover advies van een onafhankelijk deskundige vraagt. (EuthanasieCode 2022, pagina 49).

De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.