Oordeel 2023-028, zorgvuldig, NVO-melding, aandoening van het zenuwstelsel, zorgvuldigheidseisen algemeen.

Orgaandonatie bij patiënt met de ziekte van Huntington.

In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.

Bij een man, tussen de 40 en 50 jaar oud, werd ongeveer vijf jaar voor het overlijden de ziekte van Huntington vastgesteld.

Patiënt leed aan de achteruitgang in zijn cognitie. Door de ziekte van Huntington werd zijn geheugen aangetast, was hij minder snel met denken en had hij moeite om op woorden te komen. Ook de achteruitgang in motoriek viel patiënt zwaar. Patiënt hield van sporten en wandelen, maar dit was niet meer mogelijk. Ook autorijden ging niet meer. Patiënt werd telkens geconfronteerd met nieuwe verlieservaringen in zijn vaardigheden. Uiteindelijk was een opname in het Huntingtoncentrum noodzakelijk.

De arts sprak ongeveer tien maanden voor het overlijden voor het eerst met patiënt over zijn euthanasiewens. Door zijn ziekte, uitte patiënt zich echter somber. Een onderliggende depressie werd medicamenteus behandeld, maar de wens tot euthanasie persisteerde bij patiënt. Ongeveer vijf maanden voor het overlijden verdwenen de depressieve klachten en kon het euthanasietraject bij patiënt worden voortgezet.

Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. De arts was er voorts van overtuigd dat het lijden voor patiënt ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren voor patiënt geen aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts patiënt voldoende had voorgelicht over de situatie waarin hij zich bevond en zijn vooruitzichten.

De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent, die patiënt ongeveer een maand voor het overlijden bezocht. De consulent kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen werd voldaan.

Patiënt had aangegeven zijn organen na overlijden ter donatie aan te willen bieden. Hierdoor heeft de uitvoering van de euthanasie in het plaatselijk ziekenhuis plaatsgevonden.

De arts voerde vervolgens de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021. Eveneens werd de Richtlijn Orgaandonatie na euthanasie van de Nederlandse Transplantatie Stichting van juli 2023 gevolgd.

De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.