Oordeel 2022-022, zorgvuldig, NVO-melding, aandoening van het zenuwstelsel, uitzichtloos en ondraaglijk lijden, vrijwillig en weloverwogen verzoek.

Patiënte leed ondraaglijk als gevolg van een aandoening van het zenuwstelsel, waarbij de arts en de consulent constateerden dat sprake was van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. 

In meldingen waarin de commissie van oordeel is dat de arts aan alle zorgvuldigheidseisen voldaan heeft en die geen enkele vraag oproepen, wordt de arts vrijwel altijd in een korte brief op de hoogte gesteld van de uitkomst van de beoordeling. De hieronder staande casus betreft een dergelijke melding. De tekst is dus niet een verzonden oordeel, maar een samenvatting van de casuïstiek van de betreffende melding.

Bij een vrouw, tussen de zestig en zeventig jaar oud, werd na het ontstaan van de eerste symptomen ongeveer twaalf jaar voor het overlijden Retinale Vasculopathie met Cerebrale Leuko-Encefalopathie (RVCL-S) vastgesteld. RVCL-S is een zeer zeldzame erfelijke ziekte waarbij kleine bloedvaatjes van de hersenen beschadigd raken en een beschadiging van het centrale zenuwstelsel veroorzaakt. Genezing was niet mogelijk.

Het lijden van de vrouw bestond uit langzame achteruitgang van haar visus, cognitieve veranderingen en verlies van coördinatie, motoriek en spierkracht. Hierdoor was onder andere sprake van valneigingen, dystonie en karakterveranderingen. De vrouw was daarbij uiteindelijk zeer slechtziend geworden, was vaak misselijk en had jeuk over haar hele lichaam. Door de motorische achteruitgang was de vrouw een half jaar voor het overlijden gevallen en had daarbij een bekkenfractuur opgelopen. Ondanks revalidatie was zij haar mobiliteit blijvend verloren en zelfs zitten in een rolstoel ging niet meer.

De vrouw was volledig bedlegerig en zorgafhankelijk geworden. Zij was tot niets meer in staat en zelfs zichzelf krabben tegen de jeuk kon zij niet meer. Tevens was de vrouw incontinent voor urine en ontlasting. Zij leed onder het verlies van haar autonomie en het gebrek aan perspectief. De vrouw gaf aan dat haar grens was bereikt en zij haar lijden als ondraaglijk ervoer.

De vrouw had eerder met de arts over euthanasie gesproken. Zes weken voor het overlijden heeft de vrouw de arts om daadwerkelijke uitvoering van de levensbeëindiging verzocht. Volgens de arts was er sprake van een vrijwillig en weloverwogen verzoek. De arts was er ook van overtuigd dat het lijden voor de vrouw ondraaglijk en naar heersend medisch inzicht uitzichtloos was. Er waren geen voor haar aanvaardbare mogelijkheden meer om het lijden te verlichten. Verder kon uit de stukken worden afgeleid dat de arts de vrouw voldoende had voorgelicht over de situatie waarin zij zich bevond en haar vooruitzichten.

De arts raadpleegde een onafhankelijke SCEN-arts als consulent. Hij bezocht de vrouw twaalf dagen voor het overlijden en kwam tot de conclusie dat aan de zorgvuldigheidseisen was voldaan.

De arts voerde de euthanasie uit met de middelen, in de hoeveelheid en op de wijze als aanbevolen in de KNMG/KNMP Richtlijn Uitvoering euthanasie en hulp bij zelfdoding van september 2021. 

De commissie kwam tot het oordeel dat de arts gehandeld heeft overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen.