Toetsingsprocedure

Toetsingsprocedure - Regionale Toetsingscommissies Euthanasie

AArts voert euthanasie/hulp bij zelfdoding uit

Een arts die euthanasie heeft uitgevoerd of hulp bij zelfdoding heeft verleend moet deze niet-natuurlijke dood altijd direct melden bij de gemeentelijk lijkschouwer.

Bij de melding aan de lijkschouwer moet de arts een beredeneerd verslag voegen waarin hij motiveert waarom hij van mening is dat hij aan de zorgvuldigheidseisen van de wet heeft voldaan. De toetsingscommissies verwachten van de arts dat hij gebruik maakt van de meest recente versie van het verslagmodel dat hiervoor beschikbaar is. Bij de melding voegt de arts tevens het verslag van de door hem geraadpleegde onafhankelijke consulent en eventuele andere aanvullende documenten zoals een schriftelijke wilsverklaring, een (gedeelte van het) medisch journaal en/of specialistenbrieven.

In de euthanasiewet wordt de arts gedefinieerd als de arts die volgens de melding levensbeëindiging op verzoek heeft toegepast of hulp bij zelfdoding heeft verleend. Uitgangspunt hierbij is dat de arts die daadwerkelijk de levensbeëindiging heeft uitgevoerd of hulp bij zelfdoding heeft verleend het verslagmodel ondertekent. Deze arts wordt als meldend arts aangemerkt.

De gemeentelijk lijkschouwer schouwt het stoffelijk overschot en gaat na hoe en met welke middelen het leven is beëindigd.

Hij controleert of de benodigde documenten, waaronder het verslag van de arts en het verslag van de consulent, aanwezig zijn en verzamelt tevens de eventuele andere aanvullende documenten zoals een schriftelijke wilsverklaring, een medisch journaal en/of specialistenbrieven.

Vervolgens neemt de gemeentelijk lijkschouwer contact op met de officier van justitie, die een verklaring van geen bezwaar afgeeft waarna de ambtenaar van de burgerlijke stand het verlof tot begraven of cremeren afgeeft.

Dan stuurt de gemeentelijk lijkschouwer de documenten door naar de bevoegde regionale toetsingscommissie euthanasie.

Als de toetsingscommissie de melding van euthanasie of hulp bij zelfdoding van de arts en de door hem bij de melding aangeleverde documenten via de lijkschouwer heeft ontvangen, registreert zij alle relevante gegevens.

Meteen na de ontvangst van de melding en bestudering van alle stukken wordt door een ervaren secretaris van de toetsingscommissie een inschatting gemaakt of de melding bij de toetsingscommissie vragen zal oproepen of niet. In het laatste geval gaat het om meldingen waarvan al bij ontvangst van de stukken (dus bij de start van de toetsingsprocedure) met grote waarschijnlijkheid kan worden vastgesteld dat de zorgvuldigheidseisen van de wet in acht zijn genomen én waarbij de verstrekte informatie zo volledig is, dat deze ook voor het overige geen vragen oproept.

Vervolgens wordt door de secretaris een concept-oordeel opgesteld dat, samen met de stukken, ter beoordeling aan de leden van de toetsingscommissie (een jurist, arts en ethicus) wordt voorgelegd.

EBeoordeling toetsingscommissie

Meldingen die geen vragen oproepen (NVO's) worden in beginsel door de betreffende toetsingscommissie digitaal beoordeeld. Als één van de commissieleden van mening is dat de melding wél vragen oproept wordt de melding alsnog doorverwezen voor behandeling op de maandelijkse commissievergadering, waar alle vragen oproepende meldingen (VO's) worden behandeld.

De toetsingscommissie beoordeelt de melding in eerste instantie op basis van de documenten die zij van de lijkschouwer heeft ontvangen. Als de commissie nog vragen heeft zal zij die veelal schriftelijk stellen waarbij, omwille van een spoedige afhandeling, wordt aangegeven dat de arts per e-mail of fax kan reageren. In sommige gevallen zal de commissie telefonisch vragen stellen.

Op de maandelijkse commissievergadering beoordeelt de toetsingscommissie alle meldingen waarvan na registratie en een inschatting door een ervaren secretaris is vastgesteld dat de melding vragen oproepend (VO) is en zich in beginsel niet leent voor digitale beoordeling. Op deze vergadering worden tevens de meldingen beoordeeld waarvan bij een initiële digitale beoordeling door de toetsingscommissie is gebleken dat de melding vragen oproept die het wenselijk maken de melding ter vergadering te behandelen.

De toetsingscommissie beoordeelt de melding in eerste instantie op basis van de documenten die zij van de lijkschouwer heeft ontvangen. Als de commissie nog vragen heeft zal zij die veelal schriftelijk stellen waarbij, omwille van een spoedige afhandeling, wordt aangegeven dat de arts per e-mail of fax kan reageren. In sommige gevallen zal de commissie telefonisch vragen stellen. Ook is het mogelijk dat de arts en/of de consulent worden/wordt uitgenodigd om tijdens een gesprek met de commissie een mondelinge aanvulling op het verslag te geven.

Indien de commissie overweegt ten aanzien van een melding tot het oordeel 'niet gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen' te komen - dat wil zeggen dat de arts niet overeenkomstig de wettelijke zorgvuldigheidscriteria heeft gehandeld - wordt de arts in beginsel altijd uitgenodigd om een mondelinge aanvulling op zijn verslag te geven.

E

De toetsingscommissie oordeelt binnen een termijn van zes weken na ontvangst van de melding. De termijn kan eenmaal met zes weken verlengd worden om bijvoorbeeld eventueel nadere informatie in te winnen bij de arts, de consulent of de lijkschouwer en zonodig de arts uit te nodigen om tijdens een gesprek met de commissie een mondelinge aanvulling op het verslag te geven.

Indien de commissie overweegt tot het oordeel 'niet gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen' te komen - dat wil zeggen dat de arts niet conform de wettelijke zorgvuldigheidscriteria heeft gehandeld - wordt de arts in beginsel altijd eerst uitgenodigd om een mondelinge aanvulling op zijn verslag te geven.

Het oordeel 'niet gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen' van de toetsingscommissie houdt in dat de arts bij het inwilligen van het verzoek om euthanasie of hulp bij zelfdoding niet in overeenstemming met de wettelijke zorgvuldigheidseisen heeft gehandeld. De commissie is verplicht om het oordeel te sturen naar het College van procureurs-generaal en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd.

Het oordeel 'gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen' van de toetsingscommissie houdt in dat de arts bij het inwilligen van het verzoek om euthanasie of hulp bij zelfdoding in overeenstemming met de wettelijke zorgvuldigheidseisen heeft gehandeld. Dit is een eindoordeel. De toetsing is hiermee feitelijk geëindigd.

Als de toetsingscommissie tot het oordeel 'gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen' is gekomen wordt de arts hiervan direct aangetekend schriftelijk op de hoogte gesteld onder verzending van het definitieve oordeel van de toetsingscommissie.

(NB: Er wordt geen kopie van het oordeel aan de door de arts geraadpleegde consulent verstuurd. Desgewenst kan de arts dit zelf doen.)

F.1

Als de toetsingscommissie tot het oordeel 'niet gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen' is gekomen is zij verplicht het oordeel en het gehele bijbehorende dossier door te sturen aan het College van procureurs-generaal en de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd. Van het oordeel 'niet gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen' worden dan ook zowel de arts, het College van procureurs-generaal als de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd direct aangetekend schriftelijk op de hoogte gesteld.

G.1Arts

Het College van procureurs-generaal beoordeelt naar eigen bevoegdheid en verantwoordelijkheid of en zo ja welke stappen tegen de arts moeten worden ondernomen.

In het geval van een oordeel 'niet gehandeld overeenkomstig de zorgvuldigheidseisen' is de commissie verplicht aan de officier van justitie desgevraagd alle inlichtingen te verstrekken welke hij nodig heeft ten behoeve van de beoordeling van het handelen van de arts. Van het verstrekken van inlichtingen aan de officier van justitie doet de commissie mededeling aan de arts.

Sepot is een beslissing van het Openbaar Ministerie om niet of niet verder te vervolgen.

G.2.2Opsporingsonderzoek door hoofdofficier van Justitie

G.2.2.1Niet verder vervolgen
G.2.2.2Strafrechter

De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd beoordeelt naar eigen bevoegdheid en verantwoordelijkheid of en zo ja welke stappen tegen de arts moeten worden ondernomen.

G.3.1Onderzoek (waaronder veelal gesprek arts)

G.3.1.1Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg

G.3.1.2Geen nadere actie